Dertig jaar geleden. Achter het oude Amsterdam Sloterdijk loop ik een groot glazen gebouw binnen. Met knikkende knieën. Op bezoek bij Eugène Roorda. Die is creative director bij het daar gevestigde reclamebureau. Ik weet niet meer welk. McCann-Erickson, of misschien FHV. Maar in ieder geval een Belangrijk Bureau, waar ik graag aan de slag wil als junior copywriter. Ik ben 20 en weet van toeten noch blazen. Eugène is een jaar of tien ouder en al door de wol geverfd. Hij ontvangt me in zijn kantoor. Man met snor, beetje Jules Deelder-type. Een Man Die Weet Wat Hij Wil. Een talent dat mij ook tegenwoordig nog steeds ontsnapt.
Eerlijk gezegd weet ik niet meer precies hoe het gesprek verliep. Het kwam erop neer dat Eugène me niet in zijn armen sloot als een lang verloren gewaande zoon, om me onder zijn vleugels te nemen op weg naar een grootse toekomst als topcreatief. Ik mocht weer naar huis. Gelukkig maar vijf minuten fietsen. Het zou nog 8 jaar duren voor ik tóch nog copywriter zou worden.
Ondanks zijn afwijzing heb ik altijd een zeker respect gehouden voor die rare Roorda. Eigenwijs, standaard een andere mening dan de vakbroeders. Een platmaker. Maar dan wel in de zin van Olivier B. Bommel. Iemand die humbug doorprikt en er de hete lucht uit laat lopen. Wat over blijft is niet altijd even fraai, maar wel de essentie. Die de doelgroep raakt.
Die instelling leidt tot werk dat werkt. En dat is onder de streep het enige dat telt. Dus als je mij vraagt wat mij óók een leuk kantoor lijkt om voor te werken. Dan zeg ik: “Roorda”.