Een huisgenoot van mij leefde heel zuinig. Op het gierige af. Hij zette zichzelf op rantsoen en liep in de supermarkt continu te rekenen, om op een eindbedrag uit te komen dat naar beneden afgerond moest worden. De stuiver (5 cent) was namelijk de kleinste munteenheid. Dus bij de kassa hoefde je voor ƒ17,52 aan boodschappen slechts ƒ17,50 neer te tellen. Tel uit je winst!
Mijn vriend was indertijd een arme student die alleen in de zomer een paar weken in de bollen werkte, terwijl ik als reisleider bussen vol met fooien strooiende toeristen rondleidde. Het geld kwam bij mij met bakken binnen, dus als we eens gingen stappen, betaalde ik steevast het bier. Onze goede verstandhouding bekoelde dan ook enigszins toen ik ontdekte dat hij een spaarrekening had met ruim 10.000 gulden er op! Dat was spaargeld, waar hij niet aan wilde komen. “Dat héb ik niet.”, zei hij. Wij waren dus als de krekel en de mier. Ik verdiende goed, maar hield nooit iets over. Hij leefde zuinig en potte al zijn geld op.
Sparen of spenderen?
Achteraf gezien is het wel een beetje dom dat ik indertijd elke dag met de taxi naar mijn werk ben gegaan. Had ik wat zuiniger geleefd en bijvoorbeeld elke maand 10% van mijn netto-inkomen opzij gezet, dan had ik nu kunnen stoppen met werken. Niet dat ik dat per se zou willen, maar het is toch een lekker idee om ergens een flinke bult geld achter de hand te hebben. Een buffer. Voor als je ontslagen wordt. Of te ziek om te werken. En zo heel moeilijk is het niet. Dat bewees mijn vriend indertijd: je moet gewoon doen alsof je het niet hebt.
Spaargeld als vaste lasten
Want dat was de truuk waarmee mijn huisgenoot al op zijn 25ste een kapitaaltje had vergaard. Hij had zijn bollengeld weggezet en zichzelf (en mij) simpelweg wijsgemaakt dat hij het niet meer had. Dat is slim. Zo lang je niet écht op het minimum zit, kun je makkelijk 10% van je inkomen wegzetten, om net te doen of je het nooit ontvangen hebt. Het is als het ware opgegaan aan vaste lasten: spaarkosten.
Buffer bouwen
Het lijkt niet veel, maar 10% van 2.000 euro in de maand is toch mooi € 2.400 op jaarbasis. Ruim een maandinkomen. Dat betekent dat je in één jaar al meer dan een maand buffer hebt opgebouwd. Hou je dat tien jaar vol, dan heb je – zeker als je de rente meerekent – genoeg gespaard om het in geval van nood ruim 12 maanden uit te kunnen zingen.
Je eigen AO-verzekering
Welbeschouwd spaar je dus je eigen arbeidsongeschiktheidsverzekering bij elkaar. Met als belangrijk extra voordeel dat het geld gewoon op jouw rekening staat en niet in de grote pot van een verzekeraar verdwijnt. Als je per ongeluk niet ziek of werkloos wordt, kun je het lekker aan iets anders uitgeven. Een vakantie, een tweede huisje of de studie van je kinderen. De welverdiende oude dag van de nijvere spaarmier.
Achteraf gezien heb ik overigens niet écht spijt van mijn krekelgedrag. Mijn voormalige huisgenoot is als jonge dertiger in zijn slaap overleden.
Dit artikel verscheen eerder op het blog van EyeOpen, boeiende site met objectief advies over lenen, sparen en verzekeren.