Jasper Mooren schreef een stuk getiteld “Weg met de kunstsubisie” op DeJaap.nl (Afgezien van de dikwijls hufterige inhoud een goeie site overigens. Participator generated content à la Huffington Post, kan heel groot worden. Maar dat terzijde.) Jasper had voor de gelegenheid een mooi thema bedacht. Tegen kunstsubsidies. Precies in het potje van De Jaap en de PVV. Want kunst, dat is een linkse hobby. Dat mag de burger geen geld kosten. Al die dure liefhebberijtjes van pindakaasopdevloersmeerders en lamanadoeners op het toneel… weg er mee.
Jasper komt met diverse argumenten tegen kunstsubsidies. Met als kern dat kunst – als het goeie kunst is – zichzelf moet kunnen bedruipen. Als mensen er niet voor willen betalen, is het geen goeie kunst, volgens Jasper Mooren: “Het publiek beoordeelt de kwaliteit, niet de maker(s). Geen vraag = geen afname = geen centjes.”
Het is een standpunt. Ik ben persoonlijk pessimistisch als het gaat om de smaak van de markt. Er zijn slechte kunstenaars die lelijke commerciële troep verkopen omdat ze goed zijn in marketing, terwijl anderen met de prachtigste dingen geen droog brood kunnen verdienen. Die zijn bezig met creëren, zonder sjoege van verkopen. Maar goed, de argumentatie van Mooren volgt de Amerikaanse lijn: als je geen succes hebt, is dat je eigen schuld. Als je je talenten niet te gelde kunt maken, moet je maar wat anders gaan doen. En als je iets maakt dat niemand mooi vindt, moet je maar wat anders gaan maken. Iets wat iedereen mooi vindt, bijvoorbeeld. Voel je waar de denkfout zit?.
Ik ben het niet met Mooren eens, maar snap waar hij heen wil. Dat wordt anders als hij zijn argumenten gaat onderbouwen met verzonnen informatie. Jasper is van mening dat kunstenaars zonder subsidie sterker worden en komt met het voorbeeld van Zwitserland (waar hij woont en werkt):
“In andere landen werkt dat al jaren zo. In Zwitserland bijvoorbeeld, dient de kunstsector (uitzonderingen daargelaten) zichzelf te bedruipen. Er komt geen overheidsfrank aan te pas maar men betaalt alles zelf. Het komt vaak voor dat kunstenaars in een huiskamer, schuur of garage van een sponsor hun werken tentoonstellen of opvoeren. Vindt het publiek het leuk, dan heeft de kunstenaar in kwestie succes en verkoopt hij. Zo niet, dan heeft hij niks. Waarom dit niet in Nederland zou kunnen is mij een raadsel.”
Kortom, het kan in Zwitserland. Dus kan het ook in Nederland. Zijn argument klinkt overtuigend. Maar ik ken Zwiterland een beetje. Dat lijkt qua mentaliteit erg op Nederland en is nogal cultureel angehaugt. Dus zocht ik bij Google op ‘Kunst Subventionen Schweiz’. En wat blijkt… Zwitserland subsidieert de kunst- en cultuursector wel degelijk. In 2007 ging er 2,24 miljard naar cultuur. Bijna 300 Franken (247 €) per Zwitser! Dat is 2,5 keer zo veel als in Nederland, waar de kunstsubsidie volgens Elsevier 1,7 miljard bedraagt. Dus 100 euro per persoon. (Bron NL, bron CH).
Kun je dus concluderen dat de kunstsector (uitzonderingen daargelaten) in Zwitserland zichzelf moet bedruipen? En dat dat in Nederland dus ook moet kunnen? In tegendeel. Zwitserland is een beschaafd land, dat best wat over heeft voor het Maslow-topje van zijn inwoners. Nederland zou daar een voorbeeld aan kunnen nemen door de kunstsubsidies flink te verhogen.
Goeie tip, Jasper!