Tjongejonge… ik voel best wel een stukje jaloezie. Op de kaft van het boek dat mijn gade voor me meebracht zit een sticker met: ‘250.000 verkocht’! Als de schrijfster 2 euro per exemplaar krijgt, heeft ze met dit bundeltje columns zomaar eventjes 500.000 euri binnengesleept. Daar kan deze jongen alleen maar díep zijn petje voor afnemen.
Als ik heel eerlijk ben, heb ik een schijthekel aan lollige cadeauboekies over taal. Meestal draait het uit op een bijeengeharkte verzameling clichés en ideetjes die ik zelf best ook had kunnen bedenken, al deed ik het dan niet. Het was dan ook met een flinke dosis scepsis dat ik het ter hand nam. Nou, de eerste indruk was goed. Redelijk dik, voor een hebbedingetje. Maar het formaat is niet het belangrijkste, zo beweerden al mijn vriendinnen stellig. Het gaat uiteindelijk om de inhoud! En ik moet zeggen, dat viel niet tegen.
Paulien Cornelisse, want over haar “Taal is zeg maar echt mijn ding” hebben wij het hier, kan namelijk ontzettend grappig schrijven. Haar stijl lijkt een beetje op de mijne, maar dan nóg beter. Net het juiste sneufje zelfspot, precies voldoende ironie en een gezonde dosis zoetzure humor. Lekker! Een kermisappel: een goudreinet op een stokje, verpakt in een laagje gesmolten snoep. Fel rood, als Pauliens lippen op de achterflap.
Volgens mij stikt het inmiddels van de lovende besprekingen van “Taal is zeg maar echt mijn ding” en ik heb niet de illusie dat ik daar nog iets origineels aan toe kan voegen. Ik ga hier ook niet uit het boek citeren, want al die pareltjes moet iedereen maar voor zichzelf vinden, in zijn eigen exemplaar.
Laat me volstaan te zeggen dat ik na de eerste leessessie al meteen halverwege was, en besloten heb de rest in kleine doses tot me te nemen. Want al is het nog zo lekker, het kan wél op.