Krek. in Frankrijk (3)

Een van de dingen waarover we onzeker waren, was het sociale aspect van zo’n emigratie naar Frankrijk. We lieten onze vrienden, kennissen, klanten en complete sociale infrastructuur in Nederland achter en moesten helemaal opnieuw beginnen. Voor Hiromi was dat extra lastig, omdat die hetzelfde proces al twee keer eerder had meegemaakt. Ze was immers al eens van Tokyo naar San Diego (California) verhuisd, en na onze kennismaking nog eens van San Diego naar Amsterdam en aansluitend naar Huizen. Het laatste was maar een kippe-eindje, maar goed, ze had in Nederland toch een nieuwe taal geleerd en door haar kunststudie aan de Wackers Academie en haar schilderen een aardig netwerk opgebouwd. Ze kon in Frankrijk weer van voren af aan beginnen.

Zelf ben ik van nature optimistisch en oppervlakkig genoeg om makkelijk nieuwe relaties aan te knopen. Echt goede vrienden heb ik amper. Wat het voor mij misschien juist gemakkelijker maakte om te vertrekken. Bovendien sprak ik tamelijk vloeiend Frans als gevolg van vele Frankrijkvakanties, een onafgemaakte universitaire studie Frans en een jaar of acht werken als reisleider voor onder andere Franse toeristen in Nederland. Communicatieprobleem verwachtte ik dan ook niet. Voor Hiromi lag dat flink anders. Hoewel ze in Tokyo op school wel ooit Frans had geleerd, was haar kennis vooral theoretisch. Ze sprak geen woord in ‘La Plus Belle Langue’, en moest dus helemaal vanaf nul beginnen. Gelukkig vond (en vindt) ze Frans wel een mooie taal en is ze nogal taalgevoelig. Toch… ga er maar aan staan!

Gelukkig bleek het doodeenvoudig om nieuwe vrienden te maken. De eerste keer dat we een weekje doorbrachten in ons nieuwe huis in Frankrijk was december 2000. We kwamen om de omgeving te verkennen en alles klaar te maken voor de verhuizing, gepland in de komende lente. Alles was nieuw en spannend. Het ruime huis met de enorme zolder en een hele hectare grond. De biologische kippenboer die onze nieuwe buurman zou worden. De bomen en het bamboebos, allemaal van ons! En natuurlijk het gezellige dorp La Chapelle-Thècle.

Zo vonden we het een feest om naar de bakker te gaan, of naar de dorpskroeg. Als je daar binnen kwam, kreeg je van iedereen een hand (en twee zoenen van de eigenaresse), en kon je meteen meedraaien in de uitwisseling van rondjes. Niet dat we ook direct vrienden aan het maken waren… wij begrepen heus wel dat die oude mannetjes en landbouwers niet meteen stonden te trappelen voor uitbreiding van hun sociale netwerk. En al helemaal niet met een grote Hollander, zijn Japanse vrouw en twee onverstaanbare kindertjes.

We waren dan ook aangenaam verrast toen we op een zondagmiddag op een groepje relatief vlotte mensen stuitten. Twee stellen, zo op het eerste gezicht heel aardig. Op het tweede en derde gezicht ook trouwens, en na het vierde rondje Pastis waren we de beste maatjes. Sterker, toen we een paar uur later naar huis gingen, hadden we een uitnodiging van onze nieuwe vrienden op zak. Voor een apéro bij een van de twee paren: Olivier en Claudine.

Olivier was een lange, joviale man van een jaar of 35 met een paardenstaart en een cowboy-hoed. Zijn vrouw Claudine leek flink ouder dan hij. Het waren echte levensgenieters, dol op muziek, lekker eten, feesten en drank. Hoe dol precies, merkten we toen we een paar dagen later rond vijf uur ’s middags bij ze langs gingen. We werden allerhartelijkst ontvangen in hun prachtige huis. Het was een oude Bressaanse boerderij. Weliswaar een reuze bende, maar wel mooi met pittoreske ‘briques et colombages’ vakwerkmuren, een laag balkenplafond en een enorme natuurstenen open haard midden in de woonkamer.
Aan de keukentafel werd ik in no-time volgegoten met pastis, crémant de Bourgogne, wijn en gnole, schnaps van eigen stook. Dat komt, Oliviers vader had nog een privilège de bouille, waardoor de zolder vol stond met mandflessen vol gedestilleerd met pruimen-, druiven-, appel- en diverse andere smaken. Gelukkig dronk Hiromi toen ook al niet, zodat zij ons veilig naar huis kon rijden. Onze nieuwe vrienden vertelden ons van alles over de streek, de Franse gewoonten en moderne Franstalige muziek. Ik was zelf blijven hangen bij Aznavour en Brel, maar Olivier liet me kennis maken met onder andere Cabrel, M. en Mickey D.

Het was, kortom, reuze gezellig. Tijdens de avond bleek dat Olivier een eigen bouwbedrijfje had. Hij had drie werknemers, waaronder een timmerman, een manus van alles en een steenhouwer: Lawrence, zijn beste vriend, die we al in het café ontmoet hadden. Lawrence bleek ook de zoon van Claudine te zijn. Olivier woonde dus samen met de moeder van zijn jeugdvriend en werknemer. Interessant!

’s Avonds in bed, nog rozig van het lekkere eten en drinken, prijsden we ons gelukkig met de kennismaking. Wat een leuke mensen! En zo aardig en gastvrij! En nuttig bovendien, want Claudine wilde Hiromi wel helpen met haar Frans, en Olivier leek in voor ondersteuning bij het verbouwen van ons huis. We hadden het maar getroffen met onze nieuwe vrienden!

[wordt vervolgd]