Mag ik u zoenen?

Het lastige van emigreren is (onder meer natuurlijk, onder heel veel meer) dat je als nieuwkomer de codes niet kent. Je hebt een andere geschiedenis. Je weet niet hoe het er 40 jaar geleden op de kleuterschool aan toe ging, bent niet in de ketel met toverdrank gevallen. Ik ben een echte Hollander. Mijn ouders zeiden: “Honger maakt rauwe bonen zoet.” en “De koningin moet ook spruitjes eten.” Ik moest thuiskomen als de straatlantaarns gingen branden, luisterde naar het wereldnieuws volgens Phillip Bloemendaal, zwaaide terug naar Tante Hannie in zwart-wit, lachte om het sapperdeflap van een of andere pipo en hoorde Den Uil door de mond van Wim Kan ‘drie dingen’ uitleggen. De buitenlanders die naar Nederland komen, kunnen nóg zo hun best doen op inburgeringscursus, ze hebben gewoon de goede bagage niet om er echt helemaal bij te gaan horen. “Daar helpt geen lieve moedertje aan.”

Ach, je kreeg ook in mijn tijd in Nederland best wat buitenlandse cultuur mee. Via de TV. In Amerika hadden ze een sprekend paard dat steeds ‘Willlburrrr” riep, Belle et Sebastien waren een onafscheidelijk Frans stel en in Engelse winkels schalde het “Mr. Humphries? Are you free?”.
Maar dat alles is oppervlakte. Het kan de kleuterschool niet vervangen. Ik merk het bijna dagelijks in Frankrijk. Ik ben een kat in een vreemd pakhuis. Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een Louis d’Or.

Neem nou de kwestie van het begroeten. Of je mensen nu wel of niet kent, bij een begroeting geef je iedereen in ieder geval een hand. Vrouwen die je iets beter kent, bijvoorbeeld moeders van schoolvriendjes van de kinderen die je al een paar keer over de vloer hebt gehad, geef je ‘la bise’, twee zoenen op de wang, hoewel het beter is om even de wangen te toucheren en een smakje in het oor te blazen. Anders wordt het al gauw wat klef. Vrouwen die je alleen van het schoolplein kent, krijgen gewoon een hand. Lastiger wordt het al als je je kind komt halen en er een groepje moeders staat. Sommigen ken je van over de vloer, anderen alleen van de straat of van gezicht. Dan moet je er dus een paar gaan zoenen en anderen weer niet. Waar leg je de grens? Ontzettend moeilijk, al lijken de Fransen er zelf geen enkel probleem mee te hebben. Ze denken er niet of nauwelijks bij na. Of ze doen maar gewoon wat en als het een beetje fout dreigt te lopen geven ze de schutterigheid geen kans. Ze zeggen: “Allez, on se fait la bise.” Smaksmak, klaar.

De basis voor het zoengedrag (dat tot overmaat van ramp ook nog eens regionaal én sociaal bepaald is, want in Parijs schijnen ze in sommige kringen zelfs vier maal te smakken!) wordt gelegd in de kindertijd. Het is sowieso de bedoeling dat jongens en meisjes tot een jaar of 7 à 8 álle bezoekers in het ouderlijk huis begroeten met ‘la bise’. Met uitzondering van de man die de gasmeter komt opnemen wellicht. Met jongetjes houdt die verplichting ergens tussen de 8 en 12 op, al bijven ze wel vrouwelijk bezoekers zoenen. Meisjes daarentegen hebben een soort smakverplichting tot ze het huis uit gaan, lijkt het wel. Het is me al overkomen dat ik mijn zoon kwam halen bij mensen die ik verder niet kende. Ik was de auto nog niet uit of er kwam een beeldschone jonge vrouw met verleidelijk decolletee naar me toe schrijden. Ik keek verbaasd om me heen of ze wellicht iemand anders op het oog had, maar nee, ze was echt naar mij op weg. Eenmaal gearriveerd zei ze warm “Bonjour” en bood ze me haar wang aan. Zonder blikken of blozen. Tenminste, van haar kant. Het was de grote zus van het vriendje van mijn zoon, en ze begroette een gast in het ouderlijk huis. Charmante gewoonte, maar wel erg wennen.

Eenzelfde probleem doet zich voor bij het tutoyeren. Er is geen peil op te trekken. Ik neem daarom maar het zekere voor het onzekere. Ik vousvoyeer gewoon iedereen tot zij zelf het initiatief nemen om daar verandering in te brengen. In het begin ging ik nog wel eens de fout in, door mensen heel beleefd te vragen om mij vooral te tutoyeren. Ik voel me in het Nederlands al niet gemakkelijk met ‘u’ en ‘meneer’, al heb ik inmiddels wel de leeftijd dat ik dit teken van respect van mij onbekende jongetjes wel op prijs stel. Als zo’n leuk fris joch je met zijn grote blauwe stuiters onbevangen aankijkt en meteen begint met ‘Dag, ik ben Justin, wie ben jij?’ dan kan hij direct een knal krijgen. Blaag. Maar volwassenen mogen best ‘je’ tegen me zeggen, ook als ze een paar decennia jonger zijn. In Frankrijk betekent een vriendelijk “zeg maar ‘je’ hoor” meteen ook een vraag om te mogen terugtutoyeren. Dat kan pijnlijke situaties opleveren. Met de loodgieter bijvoorbeeld. Aardige vent. Paar jar jonger dan ik. Bij de tweede ontmoeting noemde ik mijn voornaam en vroeg ik hem mij te tutoyeren. En – het moet gezegd – hij deed eventjes manhaftig zijn best, zodat ik ook hem met de voornaam ging aanspreken. Maar de eerstvolgende keer dat hij langs kwam, stond ik mooi voor lul met mijn joviaal “Bonjour Phillipe!” Hij antwoordde heel vriendelijk maar beslist met “Comment alles-vous, Monsieur Akkenberg”. Boodschap duidelijk.

Tekenend voor dit dilemma en de gereserveerde Franse houding is de anekdote over François Mitterand, die in zijn capaciteit van Président de la République eens oog in oog kwam te staan met een oude schoolkameraad, met wie wij ooit dikke vriendjes was geweest. Vanaf de kleuterschool, zeg maar. De vriend zei iets van: “Allez, François, wij hebben nog samen geknikkerd, zullen we elkaar maar tutoyeren?” Waarop Mitterand met een zuinig mondje antwoorddde: “Comme vous désirez.”