Sinds mijn stukje over het ‘flapdrol!’ van Marijnissen zoemt mijn hoofd van de vergane taalglorie. De kale eminentie van de SP heeft de flapdrol aan de vergetelheid ontrukt, maar er zijn nog zoveel méér woorden die een tweede kans verdienen. Oude scheldwoorden en krachttermen zijn zeer nuttig omdat ze een zeker patina hebben dat de scherpe randjes heeft doen verdwijnen. Tegelijk zijn ze door hun zeldzaam verschijnen in het taallandschap extra effectief.
Ze zijn als in onbruik geraakte wapens – hellebaard, blijde en goedendag – die ondanks hun bijna vertederende verschijning nog behoorlijk wat schade aan kunnen richten. Kijk maar naar de flapdrol, waarmee ome Jan jongetje Koenders ’t haert doorwondt. Kennelijk is flapdrol nog zo goed als nieuw.
Zullen we samen een aantal wonderschone woorden uit de kelders van de taal opdiepen, afstoffen en te pronk zetten? Ik bijt het spits af. Een van de mooiste woorden die ik ken werd ruim dertig jaar geleden regelmatig door mijn geschiedenisleraar gebezigd. Altoos als een van de leerlingen zich naar zijn smaak te balsturig gedroeg, voegde hij hem een hartgrondig ‘Knurft’ toe. Knurft. Het heeft iets middeleeuws. Een knurft is een aardwezen, een knolvormige, stinkende en bewratte kobold met een krakerig stemgeluid. Heerlijk!
Nu is het verleidelijk om je te buiten te gaan aan louter archaïsche verwensingen. Iedereen kent wel een rijtje scheldwoorden die aanvangen met sch… Ik besteed hier echter bij voorkeur aandacht aan onopvallende en verfijnde woordjes die van lieverlee vervangen zijn door hun meer grofstoffelijke kornuiten.
‘Sedert’ is er zoeen. Samen met grote broer ‘sedertdien’ aan de kant gezet door ‘sinds’. Dat is toch betreurenswaardig, om niet te zeggen jammer.
Het mooie van die oude woorden is dat ze juist doordat ze minder in zwang zijn, aan kracht gewonnen hebben. In onbruik geraakt en daardoor minder sleets. Je kunt het wel oubollig vinden om te spreken van ‘deernis’ in relatie tot een triest geval. Maar spreekt uit deernis niet veel meer meegevoel dan uit het uitgekauwde ‘medelijden’?
Persoonlijk zie ik grond genoeg voor het herwaarderen van een tuiltje enigszins verkommerde woorden. Wellicht heb je zelf ook een paar exemplaren die je na aan het hart liggen en die je hier te berde zou willen brengen? Ik bied ze hieronder graag een veilig heenkomen.
Enkele van mijn favorieten zijn de, misschien nog niet helemaal in verval geraakte “doch”, en zijn verwant “edoch”, alsook een woord dat zich alras in mijn woordenschat heeft genesteld, met name: middelerwijl.
Ook eenvoudige en gemakkelijke woordjes als verfomfaaid en verpozen, liggen me nauw aan het hart. Verder zouden we er toch ook in moeten slagen er een geplogenheid van te maken herwaarts en derwaarts wat vaker te gebruiken, en misschien wel ook het heerlijke “landouw”.