Tijdens mijn studie Neerlandistiek las ik het boek ‘Language Change, progress or decay’ van Jean Aitchison. Die geeft daarin alleraardigste voorbeelden van hoe taal zich aanpast aan of juist verzet tegen culturele en maatschappelijke ontwikkelingen. Hoe bijvoorbeeld mensen in religieuze dorpen als Volendam en Huizen zich vastklampen aan hun eigen dialect om zich teweer te stellen tegen een seculiere omgeving. En hoe jongerentaal zich ontwikkelt als recalcitrant monument voor de zelfstandig wordende geest. Aitchison leerde mij niet al te rigide te reageren en te accepteren dat taal nu eenmaal verandert.
Ordnung muß sein, ook in taal
Dat was veertig jaar geleden. Met het klimmen der jaren merk ik toch dat bepaalde veranderingen me danig aangrijpen. Is het mijn behoefte om me te bewijzen als ervaren taalgebruiker? Wil ik graag laten merken dat ik het beter weet? Ben ik überhaupt gewoon een taalnazi? Zou kunnen. Toch zijn er taalveranderingen die ik maar moeilijk kan velen. Zoals…
Als je dit overzicht bekijkt, zie je meteen waar de schoen wringt. De vorm van het werkwoord in de derde persoon enkelvoud neemt langzaam de tweede persoon over. Het wordt steeds meer de rigeur om te zeggen ‘jij kan’ en ‘jij wil’ in plaats van ‘jij kunt’ en ‘jij wilt’. Volgens Aitchison mag dat. Als de taal zich in die richting beweegt, dan kunnen we niet anders dan in arren moede die verandering accepteren. Zal wel. Maar mij rijzen de haren te berge.
Bij de U-vorm valt het nog mee.
Gelukkig horen en lezen we nog niet vaak ‘u kan’ of ‘u wil’. Maar ook de beleefdheidsvorm kan de dans niet ontspringen. In de u-vorm is het werkwoord ‘hebben’ de pisang. Mensen vinden ‘u hebt’ te familiair en vervangen het daarom steeds meer door ‘u heeft’. Ik krijg regelmatig het verzoek van klanten om in plaats van ‘u hebt’ toch maar liever ‘u heeft’ te gebruiken. “Anders klinkt het zo plat”, zeggen ze. Plat? ‘Heeft’ hoort bij de derde persoon! We zeggen toch ook niet ‘u is’?
Helaas, als de klant het per se wil, dan helpt er geen lieve moedertje aan. Dan geldt het broodschrijversadagium: “Slikken en tikken”. Maar let op mijn woorden: straks verschuift alles onherroepelijk naar de derde persoon. Dan zeggen we: ik kan, jij kan, u kan, hij kan en zij kunnen….
de pot op, wat mij betreft.
*tjokvol archaïsche uitdrukkingen, puur voor de lol.