Het bal der open deuren – Waarom de wereld naar de kloten gaat

Op de een of andere manier heeft de mening postgevat dat bedrijven vooral op aarde zijn om zo veel mogelijk winst te maken. Ondernemingen streven naar winstoptimalisatie en daar is niks mis mee, vinden we. Maar is winst werkelijk het ultieme doel van een onderneming? Je zou ook kunnen beweren dat bedrijven er zijn om hun klanten zo lang en zo goed mogelijk te bedienen. En ik zeg expres ook ‘zo lang mogelijk’, want klanten – consumenten – houden niet van verandering en gedoe. Die willen dus dat hun leverancier langdurig netjes zijn werk blijft doen. Dit betekent ook dat bedrijven voldoende winst moeten maken om een buffer op te bouwen voor als het wat slechter gaat. Maar is de overleving van een bedrijf eenmaal gewaarborgd, dan is méér winst eigenlijk nutteloos.

Geef de aandeelhouders hun portie
OK, laten we nog wat winst reserveren voor een redelijke vergoeding van eventuele geldschieters. Aandeelhouders die financieel risico hebben genomen bij de start of de uitbouw van de onderneming. Zijn de overlevingsreserve en de redelijke vergoeding van de aandeelhouders eenmaal veiliggesteld, dan is méér winst niet nodig. In dat geval kunnen de prijzen dus stoppen met stijgen en kan de prijs worden vastgesteld in relatie tot de kosten.

Arbeiders als kostenpost
Och, vergeet ik helemaal de werkgelegenheid. Bedrijven zijn er immers óók om mensen een baan te geven zodat ze genoeg geld kunnen verdienen voor aanschaf van de producten van die bedrijven. Dat deel valt echter onder de kosten. Een maatschappelijk verantwoord bedrijf zorgt voor een redelijke verhouding tussen de vergoedingen aan aandeelhouders, de verkoopprijs van het product en de kosten, inclusief de vergoeding van de werknemers.

Lachende derde
Helaas denkt niet iedereen er zo over. Zoals ik al in de eerste zin schreef, vinden veel mensen dat bedrijven altijd moeten blijven streven naar nóg meer winst. Dat betekent dat ze continu streven naar zo laag mogelijke kosten en zo hoog mogelijke prijzen. Voor de klanten is dit niet fijn, die moeten immers die hoge prijs betalen uit het loon dat door het bedrijf gezien wordt als kosten. Lachende derde zijn de aandeelhouders. Zij incasseren hun portie van de steeds hogere winst zonder daarvoor enige extra moeite te hoeven doen. Een deel van die gemakkelijk verkregen winst investeren zij weer in andere bedrijven, zodat ze ook daar een stuk winst kunnen claimen.

Prioriteiten in het voordeel van de échte heer: de grote bedrijven.

Ik weet, het klinkt allermaal nogal voor de hand liggend. Het zijn open deuren. Maar soms is het goed om de dingen even simpel op een rijtje te zetten.

De geschetste gang van zaken blijft probleemloos doorrollen zolang er geen kink in de kabel komt. Een mogelijke kink is een protest van de kostenpost arbeid. Op een gegeven moment realiseren de arbeiders zich dat zij al het werk doen zonder van de almaar stijgende winst te profiteren. En dat terwijl de aandeelhouders steeds meer dividend ontvangen en de CEO’s hun salaris tot recordhoogte zien stijgen. Dan zullen die arbeiders allicht protesteren. Ze organiseren zich in vakbonden, leggen het werk neer, stellen eisen aan werktijden, vakantiegeld en loon en brengen zo de winst voor de aandeelhouders in gevaar.

Arbeiders reiken naar de macht
De consumenten hebben eveneens een machtsmiddel om de winst te schaden. Zij kunnen bij een bepaald prijsniveau besluiten om simpelweg het product niet meer te kopen. Of – samen met de arbeiders want beide groepen overlappen elkaar – via politieke weg proberen de winsten en uitkeringen af te romen door belastingen te heffen op hogere inkomsten, vermogen en winstuitkeringen. Arbeiders en klanten hebben democratische machtsmiddelen om een ‘redelijk’ gedrag van bedrijven en aandeelhouders af te dwingen. Noem het moreel, solidair, sociaal, verantwoord, beschaafd. Als een bedrijf zich niet goedschiks  ‘redelijk’ wil gedragen en de winsten eerlijk delen met werknemers en klanten, dan moet het maar kwaadschiks, onder druk van de regering.

Waar blijven de maximumprijzen?
Het politieke machtsmiddel is vooral belangrijk bij producten die tot de basisbehoeften behoren. Die móet je immers kopen om te overleven. Daarom bepaalt in sommige landen de overheid de prijs van brood of rijst. Wat we tegenwoordig bij ons zien, is dat als gevolg van reële of gecreëerde schaarste de basisbehoefte ‘energie’ onbetaalbaar wordt. De overheid zou in kunnen grijpen en de producenten verplichten een maximumprijs te hanteren. Dat gebeurt niet en je kunt je afvragen: “Waarom niet?”. De bedrijven maken recordwinsten, de eigenaren en aandeelhouders hebben meer geld opgepot dan je in duizend mensenlevens kunt uitgeven, dus waarom moeten klanten en werknemers dan nog honger lijden of in de kou zitten als gevolg van peperdure basisbehoeften?

Wie zijn de baas in een democratie?
Het antwoord op de vraag ‘Waarom niet?’ Is simpel. De overheid is niet langer de vertegenwoordiger van de klant en de werknemer (de consument), maar van de aandeelhouders. Dat is raar, want in een democratie beslist de meerderheid, en er zijn véél meer consumenten dan aandeelhouders. Als er democratische verkiezingen zijn, hoe komen we dan opgezadeld met een overheid die regels maakt die voordelig uitpakken voor een paar honderdduizend rijken? En nadelig voor de rest: miljoenen arbeiders en consumenten. Die kunnen toch ook gewoon stemmen?

Politieke macht van het bedrijfsleven
Het is inderdaad raar. Maar de reden is helder. De rijken financieren en besturen bepaalde politieke partijen en slagen erin de consumenten ervan te overtuigen dat juist déze partijen goed voor ze zijn. Dan spreken ze natuurlijk niet over geld. Deze politieke partijen zijn tegen dividendbelasting, tegen belasting van vermogen of erfenissen, tegen maximale prijzen voor basisbehoeften als olie en gas, tegen uitkeringen voor werkelozen, tegen investeringen in zorg of onderwijs, tegen geld voor bescherming van de zwaksten. En vóór politie en leger, en vooral ongebreidelde winstmaximalisatie, groei van het bedrijfsleven, een vrije handelsmarkt en ruimte voor fiscale ontwijking. Bedrijven profiteren optimaal van deze politieke partijen, ten nadele van het volk.

Bangmakerij, rook en spiegels
Waarom het volk dan toch voor ze kiest? Dat heeft vooral te maken met sentiment. De partijen van de rijken gebruiken emotionele motieven om de kiezers te paaien. Ze spelen in op afkeer voor vreemden, trots op de eigen identiteit, angst voor gebrek aan inkomen. En ze deinzen er niet voor terug om daarbij keihard te liegen en het volk allerlei rampscenario’s voor te spiegelen:
“Als je tegen vrijheid voor ondernemingen bent, dan heb je straks geen werk en inkomen meer.”
“Als je niet op ons stemt, komt een buitenlander je baan stelen of je dochter verkrachten, en worden Kerstmis en Sinterklaas afgeschaft.”
“Als je op een ‘woke’ partij stemt, mogen er straks omgebouwde mannen in de damestoiletten en worden je kinderen omgeschoold tot homo.”
”Als je op een ‘groene’ partij stemt, komt er een windmolen in je achtertuin,  mag je nooit meer op vakantie en wordt vlees eten verboden.”

“Wij moeten wel gewoon lekker kunnen blijven vliegen, natuurlijk.”

Roep maar lekker in je hoekje
Het klinkt allemaal heel kinderachtig en dat is het ook. Maar zo heel letterlijk zeggen ze het ook allemaal niet. Tenminste, niet allemaal. Ze weten hun onredelijkheid heel redelijk in te pakken. En hoe dan ook, het werkt wél. Mede doordat intussen de rijkste aandeelhouders heel slim de grote nieuwskanalen hebben opgekocht, waardoor ze al te negatieve stemmen monddood kunnen maken. Protesten tegen de exploitatie van de mensen en de wereld ten faveure van Big Business klinken alleen mondjesmaat in achterafhoekjes van het medialandschap, waar dissidenten hun woede vrijelijk mogen ventileren zonder echte schade aan te richten. Roepend in de mediawoestijn, met de illusie dat hun stem wat uitmaakt. Waardoor ze nalaten om écht actie te ondernemen.

Wachten op de grote klap
We staan inmiddels op een punt waar we moeten kiezen. Óf we gaan door met consumeren, vliegen, fossiele grondstoffen verbranden, CO2 uitstoten en geld verdienen, óf we redden de aarde van een zekere ondergang. Dit klinkt dramatisch, maar de situatie ís ook dramatisch. Ook in de oorlog tegen de opwarming en gestage vernietiging van de aarde blijven er profiteurs die hun eigen portemonnee belangrijker vinden dan het algemeen belang. De overheid blijft olie- en gasproducenten subsidiëren ten koste van ontwikkeling van alternatieve energiebronnen. Als we niet razendsnel keuzes gaan maken vóór het welzijn van de aarde en de mensheid en tegen de groei van bedrijfswinsten, valt er straks niks meer te kiezen.