Zingen

Vanavond samen met mijn mooie prachtige dochter naar het zangclubje geweest. We zingen samen ‘You are the sunshine of my life’, deels in het Frans. Daarnaast zing ik zelf nog solo een lied van Sacha Distel.

La Belle Vie

Ô la belle vie
Sans amour
Sans soucis
Sans problème.
Oui la belle vie
On est seul
On est libre
Et on s’aime
On s’amuse à passer
avec tous ces copains
Des nuits blanches
Qui se penchent
Sur les petits matins.

Mais la belle vie
Sans amour
Sans soucis
Sans problème.
Oui la belle vie
On s’enlace
On est triste
Et on traîne.
Alors pense que je t’aime
Et quand tu auras compris
Réveille-toi
Je serai là
Pour toi.

Een beetje Sinatra-achtig. Tony Bennet heeft het ook gezongen als ‘The good life’. Lekker romantisch. Ontzettend leuk om te doen.

Het is feest!

Quatorze Juillet. De nationale feestdag in Frankrijk. Voor mij is het ook feest, want ik hoef dit jaar niet naar eindeloze defilees of broeierige schranspartijen. Ik heb een excuus. Ik moet namelijk werken. Aan een interessante klus: het bedenken van concepten voor een nieuw in de markt te zetten management & consultancy bureau. Lastig, want het gaat vaak om heel abstracte zaken. Kernwaarden, DNA van de onderneming, brand scope, change management en zo. En het stikt van dit soort bedrijven, die op het eerste gezicht allemaal op elkaar lijken.
Na een drietal interviews met directieleden is me echter gebleken dat er wel degelijk iets bijzonders te melden valt. Sterker… ik denk dat ze een prima aanbod hebben. En dat ze binnen het grijze brijtje van de consultancyschuivers zeker een paar potjes kunnen breken.

De schuimspaan

Sinds kort hangt bij ons een schuimspaan aan een hoekje van het dak van het vervallen schuurtje. Dat is geen toeval, want ik heb hem er zelf opgehangen, aan een stukje roestig ijzer met een scheurtje er in, waar het haakje van de schuimspaan precies in past.

Als ik het ding daar zo zie hangen, stemt dat me innig tevreden. Het oude aluminium blikkert in de zon, als het waait bengelt hij een beetje en als het regent wordt hij nat. Zo kunnen we dus aan die schuimspaan precies zien wat voor weer het is. Handig.

De schuimspaan zelf heeft het duidelijk naar zijn zin, daar aan zijn hoekje ruïnedak. Jarenlang heeft hij allerlei kokende papjes, sausjes, prutjes en moesjes afgeschuimd. En wellicht is hij ook wel af en toe gebruikt om een klutje kroten uit een pruttelpannetje te vissen. Maar dat is al zo lang geleden dat hij er nog slechts vage herinneringen aan heeft. Tot voor kort lag hij binnen in het schuurtje, dat weet hij nog wel. In een morsige, vochtige oude doos die hevig naar kattenpis stonk. Geen wonder dat hij nu in zijn nopjes is.

Bovendien heeft hij een prachtig uitzicht, nu. Hij kijkt uit over onze voortuin. Daar waar kinderen zwieren aan de kabelbaan. Waar Vicky onvermoeibaar tennisballen apporteert. Waar de eiken en de kastanje kleur geven aan de seizoenen. En waar keukenkruiden de waterput proberen te verstoppen. Vlak naast ‘zijn’ schuur staat bovendien een enorme vlinderstruik, waar af en toe de prachtigste exemplaren neerstrijken. En als de wind goed staat, waait er een heerlijke parfum langs zijn steel. Lavendel! Hij houdt het allemaal goed in de gaten, onze schuimspaan. En geniet er van, zo lang als het duurt.

Waarom die schuimspaan daar hangt? Ja, ik dacht dat dat nu wel zo langzamerhand duidelijk was. Waar moet ik anders stukjes over schrijven?

Lief en leed: Kippen

We hebben kippen. Dat zat al een tijd in de planning, maar het wilde niet vlotten. Want gratis eieren, daar komt nog heel wat investering bij kijken. Eerst moest er gaas gekocht worden. En dan niet van dat lelijke kippengaas, maar mooi groen gaas met vierkante gaten van 10 bij 10 cm. Nou blijkt in de praktijk dat gaas – eenmaal uitgerold – niet zo goed te blijven staan. Het valt om. Je moet het ondersteunen met palen. Onze werkster had er nog wat in de aanbieding, en we mochten ook haar hamer lenen. Geen huis- en keuken-hamertje maar een echte tuinhamer. Met een lange steel en een kop van een kilo of twee, drie. Daarmee moesten die palen de grond in geramd worden.

Dat is nog best zwaar werk, als je het niet gewend bent. Waarbij ik – overmand door vermoeidheid wegens de ongewone lichamelijke inspanning – één keer de paal schampte en de hamer keihard op mijn voet sloeg, met een fikse bloeduitstorting tot gevolg. Nog een geluk dat er niks gebroken was. Dat zal me leren de hamer met twee voeten vast te houden.

Enfin, de palen stonden en met hulp van zoonlief werd het gaas er tegenaan gespijkerd. Het werd een fraai geheel. Aan één kant bricoleerde ik een handig soort deurtje in het hek, met aan het eind een vertikale stok die met twee ogen aan wat oude deurscharnieren kon worden gehaakt.

De kippen konden komen!

Ik had een vriend gevraagd wat voor kippen ik moest kopen, maar, zo zei hij: “Les poules, ça ne s’achète pas, ça se donne.” Hij zou ons wel een drietal kippen uit eigen fok geven. Na een paar weken wachten – ze waren nog te jong om te verkassen – leken ze eindelijk volwassen genoeg. Het waren nog steeds tamelijk kleine kipjes, maar dat lag aan het merk. Bantam-kippen. Zo groot als een kraai, ongeveer. We zetten ze binnen in het hok, waar ze dan een etmaal moesten wennen vóór ze naar buiten mochten.

Helaas wisten ze al veel eerder te ontsnappen, zodat ze in het omheinde gedeelte terecht kwamen. Nog geen man overboord, zou je denken, totdat bleek dat ze simpelweg door het gaas konden kruipen. Nou was dat ook ‘grillage de moutons’ en kippen zijn inderdaad kleiner dan schapen, maar we hadden toch verwacht dat de mazen klein genoeg zouden zijn. Daar liepen ineens drie kippen vrij door de tuin. Die kregen we dus nooit meer te pakken, want een kip, dat loopt als een kievit.

Die avond moesten we uit eten, en we kwamen pas na middernacht terug. De kippen waren al lang op stok. Helaas bleken slechts twee van de drie kippen de weg naar het nachthok teruggevonden te hebben. Van de derde geen spoor. Waarschijnlijk door een vos verschalkt.

Dit waren kortom niet de juiste kippen voor ons. Te klein. De twee overgebleven kipjes werden de volgende avond in het donker (dan zien ze namelijk geen kip en kun je ze zo oppakken) in een doos gestopt en de volgende dag terguggegeven aan onze vrienden. We waren weer kiploos. Maar niet voor lang.

De week erop zijn we naar de markt in Louhans gegaan om nieuwe kippen te kopen. Met als belangrijkste selectiecriterium: groter dan de gaten in ons gaas. We vonden een drietal mooie rosse dames en kochten er meteen maar een flinke zwart-witte haan bij. Ze gingen met zijn vieren in een veel te klein doosje. We hebben ze snel thuis gebracht en in het hok opgesloten.

Dat was afgelopen maandag. Ze zijn nu gewend en mogen overdag rondlopen. De eerste dag is er wel eentje ontsnapt, omdat kippen vogels blijken te zijn, en dus ook kunnen vliegen. Over het gaas heen. Gelukkig kwam ze ook uit zichzelf weer terug. De eerste avond hebben we ze in het hok in een hoek gedreven om ze en voor een te kortwieken met een keukenschaar. Doet geen pijn, zo lang je je maar niet in je vingers knipt.

Nu lopen de kippetjes doodgemoedereerd in hun kraal te scharrelen. Ze krabben wat, pikken wat, gaan af en toe naar binnen om wat te drinken uit het pannetje water dat we daar voor ze neer hebben gezet. En… ze zijn zelfs al aan het leggen. De eerste twee eieren hadden geen schaal, alleen een soort taai vlies, maar dan kan van de stress zijn. We voeren ze nu kalk met zout bij om ze voldoende schaalbouwstoffen te geven. En verder krijgen ze speciale legkipvoeding, dus het moet in orde komen.

Overigens kochten we de kippen in principe voor de verse eitjes. Maar het heeft ook wel iets rustgevends, een kip. Die beesten zijn zo vertederend dom. Er lijkt werkelijk niets in hun kippehersentjes om te gaan. Ze lopen wat, pikken wat, poepen wat en maken knorgeluidjes. Dat is al. Kippen zijn zen.

Nog snel even Michael Jackson tickets scoren?

Google plaatst zijn advertenties op basis van trefwoorden. Dat pakt soms verkeerd uit. Zo staat onder dit bericht over de dood van de popster een aanbieding voor ‘de laatste kaartjes’. Dat klinkt erg definitief, maar achteraf gezien tóch nog niet definitief genoeg. Helaas is het doek inmiddels gevallen en kunnen van Michael echt geen toegift meer verwachten. Het artikel op origineel formaat lees je hier.

Kort of lang?

Iemand vroeg mij laatst: “Weet jij nog waar je was toen Theo van Gogh vermoord werd?” Ik antwoordde: “Nee, maar die Mohammed B. heeft toch bekend, of niet? Bovendien, zo’n hekel had ik nu ook weer niet aan die bolle. Ik vond het zelfs wel grappig af en toe. Leuke interviews, leuke teksten. Alleen ging hij naar mijn smaak wel erg hard te keer tegen de moslims. Contraproductief. Maar om hem daarvoor nou dood te schieten… Trouwens, ik heb niet eens een pistool. Nooit gehad ook.”

Dit antwoord laat meteen zien wat mijn zwakke kant is. Ik kan niet stoppen. Ik babbel maar door, terwijl het punt natuurlijk al gemaakt was met mijn eerste tegenvraag. Te veel kletsen is een ernstige handicap. In het gewone leven, als je bijvoorbeeld een auto of een huis wilt verkopen of als je je vrouw uitlegt waarom je zo laat was, vannacht. Maar het is vooral ook lastig voor een copywriter. Die moet proberen het kort te houden. Mensen hebben nu eenmaal niet altijd zin om een heel verhaal te lezen.

Mijn goede vriend Ruud Hollander legde het verschil tussen een copywriter en een journalist altijd als volgt uit: “Een journalist krijgt een bouillonblokje en moet daar een hele pan soep van maken. De copywriter krijgt een pan soep…”.

Kijk. Dat is sterk. Die laatste zin laten hangen en het de lezer zelf laten afmaken. Ik ben daar dus niet zo goed in. Ik wil altijd het hele verhaal vertellen. Nu is dat soms ook wel de beste oplossing. De reclameteksten die het beste beklijven en overtuigen zijn die waarin de lezer met een slimme kopregel bij de strot wordt gegrepen en daarna niet meer losgelaten. De aanstaande consument kan niet anders dan zin voor zin, paragraaf na paragraaf doorlezen. Het verhaal intrigeert hem. Of hij herkent iets van zichzelf. Hij móet gewoon weten hoe het afloopt. En aan het eind heeft hij een nieuw inzicht opgedaan. Hij weet het gewoon honderd procent zeker. Hij kan niet verder leven zonder uitvaartverzekering. Of met een ongebleekte anus.

Natuurlijk is het nog veel genialer als de copywriter er in slaagt hetzelfde effect te bereiken met één kopregel. Soms, héél soms zie je zo’n reclame. Ik weet nog dat de Ford Probe op de markt kwam. Er stond een dreigende foto in mijn krant. Een hele pagina, van een weg langs een industrieterrein, donkere lucht. En door het asfalt sneed een glanzende haaienvin. Rechts onderin stond het logo van Ford. De kopregel was: De Probe is er.

Er stond niet eens een foto van de auto bij maar dat kon me niks schelen. Ik wou zo’n wagen. Ik had niet eens een rijbewijs. Maar ik moest gewoon die wagen bezitten. Die advertentie was van Krijn van Noordwijk, geloof ik. Krijn was voor mij even God.

Het kán dus wel in vier woorden. Elf letters, drie spaties, punt. Maar niet elk product leent zich voor zo’n gedachtenstoppende kop. En niet elke copywriter (of art director, dat mag ook) kan hem bedenken, trouwens.

Vroeger, in de tijd van de Mad Men, zal ik maar zeggen, werden advertenties nog regelmatig volgeschreven. Het waren allemaal kleine verhaaltjes. Een beroemde is de Amerikaanse advertentie van (uit mijn hoofd) David Ogilvy voor de Volkwagen Kever. Je ziet een Kever en daar staat bij: “This is a lemon”. Wat zich laat vertalen als “Dit is een kneus”. Dat verwacht je niet, in een reclame. Dus ga je het verhaal lezen, waarin wordt uitgelegd dat elke Volkswagen bij het verlaten van de fabriek een zorgvuldige inspectie ondergaat. Bij deze ene werden wat krasjes ontdekt op een chromen sierstrip. Die ging dus mooi terug naar de fabriek!

Ja, en dat geloof je dan dus! Juist omdat het een echt, geloofwaardig verhaal is. Geen beuk voor je harses waardoor je – snel, nu! – een Kever wilt. Maar een langzame, rustgevende schedeldakmassage die je inprent dat een Volkswagen, élke Volkswagen, een gegarandeerd betrouwbare, degelijke auto is. Zelfs al ziet hij er uit als een kever.

Biertje?

Genaaid of kort aangebonden?

Het ligt aan mij. Het is ontzettend kinderachtig en ik mag me er van mijn vrouw ook eigenlijk niet druk om maken. Maar dat doe ik stiekem toch. Ik kan er gewoon niet tegen als ze me proberen te naaien. En dat gebeurt me de laatste tijd nét iets te veel. Ik begin me zelfs al af te vragen of het aan mij ligt.

Iedereen kent inmiddels wel het verhaal van Immogo en mijn proces tegen de protectionistische makelaarsvereniging FNAIM. Ik ben ook al eens uitgebreid belazerd door een Franse compagnon, die meer aandacht voor de kortetermijnvulling van de eigen portemonnee had dan voor de concurrentiepositie en het succes van ons bedrijfje. Om nog maar niet te spreken van ons recente debacle met de ‘vriend’ die ons 10.000 euro uit de zak klopte.

Maar goed, dat alles kan de beste overkomen. De afgelopen dagen heb ik echter opnieuw twee akkefietjes gehad waarvan ik denk: “Ligt het aan mij?”

Het begon met de aanvraag voor een linkruil. Een bedrijf dat alarminstallaties levert wilde graag een link op Immogo en bood me daarvoor een mooie plek aan op hun eigen linkpagina. Ik ging akkoord en plaatste de link op de door hen gewenste plaats. Korte tijd later kreeg ik bericht dat mijn link ook bij hen geplaatst was. Maar toen ik die ging zoeken, bleek hij zo goed als onvindbaar. Ik vond hem helemaal weggemoffeld ergens op een achterafpagina. Ik vroeg opheldering en kreeg te horen dat mijn linkpagina een lage pagerank had en dat mijn link daarom op een pagina met een vergelijkbare rating geplaatst was. Heel reëel, niks tegen in te brengen. Maar niet de afspraak! Mij eerst lokken met een plek op een goed bezochte pagina om me later af te schepen met een rotplek.

Ik heb vriendelijk bedankt voor de eer en de link verwijderd. Ik wil geen reclame maken voor bedrijven die zich niet aan hun afspraken houden.

Kort daarna ging het weer mis, nu met het Franse deel van de emigratiesite ‘Het roer om’. Een leuke en informatieve site, met veel praktijkverhalen, tips en bijdragen van Frankrijkspecialisten, waarvan ik er een aantal ken en waardeer.

Ik keek wat rond naar de mogelijkheid om misschien een link te ruilen en vond de knop ‘Aanmelden als Specialist’. Daar stond:

Om onze bezoekers zo goed mogelijk te informeren, werkt Het Roer Om samen met diverse specialisten op het gebied van ‘Emigreren naar Frankrijk’. Heeft u interesse in deelname? Wij horen het graag! Vul het onderstaande formulier in en stuur het ons toe. Wij nemen vervolgens z.s.m. contact met u op!

Dat leek me wel wat. Als reclamemaker met onroerend goed-specialisatie heb ik inmiddels een aardig inzicht in de Franse huizenmarkt. Dus vragen op dat gebied kon ik alvast mooi beantwoorden. En ik kon immigranten in Frankrijk vast ook helpen met mijn reclame-expertise. Advies over teksten schrijven, sites bouwen, webhosting. Van die dingen. Ik vulde dus het formulier in en verzond het.

Al snel kreeg ik telefoon. Mieke Kriens van Het Roer Om. Zij vond het leuk dat ik me had aangemeld, vroeg nog wat door over mijn expertise en gaf aan dat ik zeker in aanmerking kwam als specialist. Ik zou dan een hele presentatiepagina krijgen (hier begon ik nattigheid te voelen), met een link naar mijn site (nu zag ik ook een rookpluimpje), en ik had verder het recht om gratis zo veel informatieve artikelen te plaatsen als ik wilde (een addertje glipte weg achter een graspol).

Het mooie was, ik kon al omroerspecialist worden voor slechts 39,95 per maand. Per jaar vooruit te betalen. Dus of ik maar even 480 euro wou schokken voor het recht om gratis teksten te leveren.

Nou ben ik niet gewend te betalen om teksten te mogen schrijven. Maar wie weet hoeveel bezoekers het mijn sites op zou leveren! Voor alle zekerheid vroeg ik dus nog even hoeveel bezoekers de Frankrijkafdeling van Het Roer Om dan wel niet had. En wat blijkt? 150! Honderdvijftig potentiële migranten komen er dagelijks hun licht opsteken. Misschien dat daarvan één of twee doordringen tot de pagina van een individuele specialist. Dat worden dure kliks.

Op de site staan zo’n 40 specialisten ingeschreven. Hiermee genereert Het Roer Om al een kleine 20.000 euro per jaar. Helemaal niet erg. Slim zelfs! Geld verdienen mag. Wat mij irriteert is dat je nergens leest dat het geld kost. Je krijgt de indruk dat je als specialist gratis diensten verleent aan de bezoekers, in ruil voor wat exposure. Dat je zelf geld bij moet leggen, daar kom je pas achter als je je al hoog en breed hebt aangemeld. Niet netjes.

Mevrouw Kriens gaat me nog bellen om nader te informeren naar mijn interesse. Ik weet al wat mijn antwoord zal zijn.

Zo heb ik me in drie dagen twee keer een beetje belazerd gevoeld. Ben ik te snel op de teentjes getrapt? Ben ik een moralist die anderen langs een veel te rechtlijnige ethische meetlat legt? Of ben ik gewoon een sukkel met een te hoge naaibaarheidsfactor? Ik ben er nog niet uit.

Carrefour viole ma langue

Olijven volledig op Griekse wijze

Cette semaine, nous avons fait des courses à Carrefour Market. Déjà cet additif ‘Market’ m’agace, car c’est le même magasin qu’avant (Champion) et ça n’a rien d’un marché. C’est un magasin. Et un grand.

Mais bon, ce n’est pas le sujet de ce message. Je voulais vous parler des traductions Néerlandaises sur les produits. Chez Carrefour Market, ils ont une nouvelle marque blanche. Tous les textes sur les produits sont en deux langues. L’original est en Français. Et il y a une traduction en Néerlandais.

Mais un Néerlandais épouvantable! Avec des fautes de frappe, des fautes d’orthographe, des fautes de grammaire!

Je cite par cœur:
Shampoo Glanzed Haar (au lieu de Glanzend)
Oppervlakken Ontvettend au lieu de ‘Ontvet alle oppervlakken’)
Olijven volledig (au lieu de ‘hele oljven’)

La prochaine fois, je prendrais quelques photos.

Incroyable comment une grande société comme Carrefour peut être négligeant… S’ils n’aiment pas les clients Hollandais, il suffit de le dire. Mais montrer son mépris pour les ‘Bataves’ en faisant n’importe quoi et en massacrant leur langue, c’est vraiment insupportable. Ça me fait mal aux yeux et au cœur.

Eh oui, je sais bien que mon Français n’est pas sans fautes. Je ne suis pas payé pour ça. Mais qui ont-ils pu payer pour les traductions sur le packaging de Carrefour Market? Je crains personne. Ils se sont dit: “Bon, passe ça vite fait dans Google Translate. Ça suffit pour ces cons de Flamands et Hollandais.”

Flapdrollen!

Faux pas van Lidl

Een van de dingen die je in de gaten moet houden als je internationale reclame maakt, is dat verschillende landen – ook binnen Europa – verschillende culturen hebben. Zo past IKEA zich keurig aan bij de Franse gewoonten door zijn klanten hier niet te tutoyeren. Waar ze in Nederland op het jolige af jijen en jouen, en in Duitsland dapper dutzen, houden ze het hier voorlopig veilig op ‘vous’.

Lidl is ook zo’n internationaal concern, dat in heel Europa in identieke winkels dezelfde waar probeert te slijten. Zelf kom ik er graag. Ze hebben een prima St. Emilion voor 4 euro, goedkoop flessenwater en regelmatig fantastische kwaliteit onverwoestbaar gereedschap voor een prikkie. Plus Goudse kaas in plakjes, ontzettend voordelige gerookte zalm en nog zo wat topkoopjes (Japanse mix! Senseo Pads!).

Helaas blijkt dat Lidl het international marketing-wise nog niet helemaal begrepen heeft. Wat in Duitsland en in sommige Nederlandse grote steden wellicht heel gewoon aan het worden is, is in Frankrijk echt uit den boze. Je haalt je de woede van hele volksstammen op de hals door te proberen in de cultuur gewortelde gewoonten aan de kaak stellen. Ik leg het de directie van Lidl één keer uit. Met alle respect. We zijn hier in Frankrijk. Mannen strijken NIET!

Hou op schei uit ik pies in me broek.

Een van de grootste obstakels voor het integreren na immigreren is de humor. Je kunt je wel forceren en proberen dezelfde grappen leuk te vinden als je nieuwe landgenoten, maar uiteindelijk val je toch door de mand. Zo is er hier in Frankrijk een soort cult-serie van humoristische films met “Les Bronzés”. Ontzettend flauwe grappen, plat, veel verwijzingen naar sex en lichamelijke functies, mannen die bedrogen worden en pijnlijke situaties met afzakkende broeken. Lachen gieren brullen. Voor de Fransen. Persoonlijk kan ik het geen tien minuten verdragen.

Je zou kunnen zeggen dat de Fransen geen gevoel voor humor hebben. Maar dat is ook weer niet waar. Ze lachen gewoon om andere dingen. Zo leent hun taal zich uitstekend voor woordspelingen, omdat veel woorden die je heel verschillend schrijft exact dezelfde uitspraak hebben. Bijvoorbeeld: cerf volant (vlieger) en cerveau lent (traag brein). Of ‘je suis’ (ik ben, maar ook ‘ik volg’) en ‘j’essuie’ (ik veeg af, ik wis) Wat de uitspraak “Je pense donc je suis” drie verschillende betekenissen kan bezorgen: “Ik denk dus ik ben”, “Ik denk dus ik volg” en “Ik denk dus ik veeg schoon”. Zo zei ik een keer tegen een heer, terwijl ik zijn vrouw volgde naar de eetkamer: “Je suis votre femme.” Hoela, dat gaf me daar toch een hilariteit! Die Hollander, dat was me er eentje!

Deze discrepantie tussen uitspraak en schrijfwijze maakt een hele klasse van woordgrappen mogelijk. De ‘contrepeterie’ berust op een wisseling van klanken in een zin. In het Nederlands zijn er maar weinig voorbeelden van, omdat onze uitspraak tamelijk nauwgezet de schrijfwijze volgt: ‘heren van de raad/haren van de reet’, ‘prul van een ledikant/lul van een predikant’ en ‘een klein scheetje beef’ schieten me nu te binnen. Het eerste voorbeeld laat een beetje zien hoe het in het Frans kan uitpakken. De ‘d’ en de ‘t’ kennen in het Nederlands dezelfde uitspraak, zodat het voor het oor klopt. In het Frans zijn de mogelijkheden schier onbeperkt.

De volgende voorbeelden komen uit de top10 van een speciale contrepeteries-site:

1. Un parachute.
– Un char à putes.
2. L’archéologue mettait le produit de ses fouilles dans des caisses.
– L’archéologue mettait le produit de ses couilles dans les fesses.
3. La malheureuse s’est tordu l’humérus.
– La malheureuse s’est mordu l’utérus.
4. J’ai vu les populations laborieuses du Cap.
– J’ai vu les copulations laborieuses du Pape.
5. Le choix dans la date.
– Le doigt dans la chatte.
6. J’ai le nom de la Russe sur le bout de la langue.
– J’ai le rond de l’anus sur le bout de la langue.

Zie bijvoorbeeld eens deze laatste. In het Frans rijmen ‘rond’ en ‘nom’! In het 1-op-1 geschreven en uitgesproken Nederlands is deze vorm van humor ondenkbaar.

Voor ons buitenlanders is dit ook helemaal niet zo grappig. Maar Franse kinderen krijgen al vanaf heel klein de humor van dit soort versprekingen ingeprent, via onschuldige grapjes gebaseerd op hetzelfde principe.

M. et Mme d’Armerie krijgen een zoon. Hoe heet hij? Jean!
(gendarmerie)
M. et Mme Proviste ont un fils. Comment s’appelle-t-il? Alain
(à l’improviste)
M. et Mme Némard ont un fils. Comment s’appelle-t-il? Jean
(j’en ai marre)
M. et Mme Dalor on un fils. Comment s’appelle-t-il? Homèr
(oh mèrde, alors!)

(Meer hier.) Leuk toch? Hebben wij niet.

Dit is meteen een mooie gelegenheid om te pleiten tegen woordgrapjes in reclame. Het is sowieso al een makkelijke oplossing, maar met name als je een internationale campagne moet maken, kun je met een woordgrap de vertalers lelijk in een hoek schilderen. Waarbij je de definitie van ‘woordgrap’ heel breed mag nemen. Neem ‘If it moves, shoot it with a Canon’ Erg leuk vind ik persoonlijk, maar de dubbele betekenis van ‘shoot’ is niet in alle talen te gebruiken. Slogans als ‘Only Sony’, ‘Canon. You can’ en ‘Akay. Ask anyone. klinken fantastisch in het Engels maar verliezen al hun binnenrijm en dus charme in een andere taal. Niet doen dus.

Zo. Is het toch nog een column over copywriting en reclame geworden.

Krek. Zo is het.
Krek. C’est bien ça.
Krek. That’s right.
Krek. So ist es.

SEO voor beginners – Slimme dingetjes

Je zou er paranoïde van worden, als je leest hoe streng Google is bij het bestraffen van truukjes om hoger in de zoekresultaten te eindigen. Google zelf geeft in een serie video’s op een eigen Youtube-kanaal genaamd Google Webmaster Help antwoord op vragen van gebruikers. En telkens is de teneur “Doe nou maar helemaal niks om Google te beïnvloeden. Maak gewoon de allerbeste site voor uw bezoekers, dan komt het allemaal goed.” Maar dat is natuurlijk onzin.

Waarom dat onzin is?
Gewoon, omdat er tegenwoordig zo veel kan. Vroeger was een site een verzameling pagina’s met tekst. Google kon het allemaal probleemloos lezen en indexeren. Tegenwoordig kun je een prachtige site maken met heel veel tekst, flash filmpjes en allerlei bewegende elementen waarbij Google in de code alleen maar afspeel- en stijlinstructies ziet. Zo’n site is dus onvindbaar, tenzij je allerlei trucs gaat uithalen om Google alsnog te voeren met ‘content’.

Wacht. Even een tussenkopje waar ik geen vrienden mee ga maken:

Ontwerpers zijn je grootste vijand
Ik voeg er snel aan toe dat ik het natuurlijk louter heb over domme, eigenwijze ontwerpers. Zij die hun eigen vormgeving belangrijker vinden dan de vindbaarheid van jouw site. Ik zie nog steeds sites langs komen waarbij de tekst is opgemaakt in een heel bijzonder lettertype. Het nadeel daarvan is dat sommige bezoekers van de site het betreffende lettertje niet in hun systeem hebben. Zij zien dan de standaard ingestelde letter, en dus een heel andere site dan de de ontwerper voor ogen had. En om dit nou te voorkomen, plaatst de site-designer de teksten in de vorm van plaatjes. Die veranderen niet.
Zo kunnen gebruikers op alle computersystemen genieten van een tekst in de ‘Caslon Lynotype Sans Serif Condensed’. Wow. Maar helaas ziet Google op die plek alleen ‘text-page3.gif’. En verder niks. Geloof me, dan kun je beter een site helemaal in de Times of de Helvetica zetten. Foeilelijk, maar wordt in ieder geval gevonden.

Praktijkvoorbeeld
Uit ervaring weet ik dat mensen het een lastig begrip vinden: ‘tekst als plaatje’. Daarom een praktijkvoorbeeld. Op de voorpagina van mijn goede oude site Krek.nl heb ik een speciaal wit tekstblokje gemaakt dat wordt weergegeven als plaatje. Je kunt het met je muis beetpakken en als geheel verslepen. Google kan dit niet lezen.

Beelden benoemen
Je kunt tekst dus beter gewoon publiceren als, eeeh… tekst. Maar met plaatjes kun je óók hogerop komen in de zoekmachines, door ze een sprekende naam te geven. Verkoop je bijvoorbeeld promotiemateriaal, geef dan de beelden in je catalogus namen als ‘balpen-met-opdruk1.gif’ en ‘sleutelhanger-lamp23.jpg’. Google ziet deze woorden als bewijs dat er écht promotiemateriaal verkocht worden op die plek. It fits.

Alt-tekst
Nóg beter wordt het wanneer je je plaatjes kunt voorzien van ‘alt-tekst’. Een soort etiketje. Dan hangt er dus een stuk leesbare tekst aan dat de gebruiker niet ziet maar Google wel. Als daar staat: ‘promotiemateriaal: balpen met opdruk blauw’ is het opnieuw een bevestiging dat alles klopt.

Zorg voor voldoende tekst
Ook leesbare tekst vind je op de homepage van Krek.nl Sleep maar met je muis over de tekst onderaan de pagina. Je kunt het selecteren en desgewenst kopiëren. Google kan dit dus ook gewoon lezen en indexeren. Niet voor niks heb ik daar lekker veel nuttige trefwoorden verwerkt.

Schrijven voor Google
De voorpagina van Krek.nl is trouwens een typisch voorbeeld van een Google-compromis. Toen ik de site eind vorige eeuw bedacht, had ik de hoofdstukkoppen in de mooie typografie van mijn logo (©Laurens Boschman) quasi-willekeurig over de pagina verspreid en dat was het. Een pagina vol met gifjes. Heel cool. Maar…. niks te indexeren. De site werd slecht door Google opgepikt. Er moest tekst komen. Liefst had ik alle verdere informatie ergens binnenin de site verwerkt, maar de zoekmachines hechten nu eenmaal veel waarde aan content op de index-pagina.
Na een tijdje heb ik daarom dat stuk relevante tekst onderaan de pagina geplakt. Op een positie waar het de vormgeving van de site niet al te veel geweld aan doet, vooral omdat je een stukje moet scrollen om het te vinden. Gevolg: op de hier geplaatste trefwoorden is Krek.nl prima te vinden!

Tot zover deze tips. Volgende keer meer.

Krèèèèkkkkk

Het mag dan crisis zijn in huize Krek., met allerlei bouwvakoplichters die het op onze zuurverdiende (heet dan dan) centjes hebben voorzien, sommige gezinsleden hebben er duidelijk nog zin an. Met name de vijverbevolking gaat nog nét zo vrolijk van rikkerdekik-kikkik. Ik overweeg om de kikker te verheffen tot mascotte van Krek.. Want als je goed luistert kun je ze duidelijk Krèèèèk horen zeggen. Ja, ik voel me aangesproken. En verder zeggen ze volgens mij iets van wèèèrkkk… dus dat ga ik dan maar gauw weer doen.

Sapperloot weer in zwang!

Sinds mijn stukje over het ‘flapdrol!’ van Marijnissen zoemt mijn hoofd van de vergane taalglorie. De kale eminentie van de SP heeft de flapdrol aan de vergetelheid ontrukt, maar er zijn nog zoveel méér woorden die een tweede kans verdienen. Oude scheldwoorden en krachttermen zijn zeer nuttig omdat ze een zeker patina hebben dat de scherpe randjes heeft doen verdwijnen. Tegelijk zijn ze door hun zeldzaam verschijnen in het taallandschap extra effectief.

Ze zijn als in onbruik geraakte wapens – hellebaard, blijde en goedendag – die ondanks hun bijna vertederende verschijning nog behoorlijk wat schade aan kunnen richten. Kijk maar naar de flapdrol, waarmee ome Jan jongetje Koenders ’t haert doorwondt. Kennelijk is flapdrol nog zo goed als nieuw.

Zullen we samen een aantal wonderschone woorden uit de kelders van de taal opdiepen, afstoffen en te pronk zetten? Ik bijt het spits af. Een van de mooiste woorden die ik ken werd ruim dertig jaar geleden regelmatig door mijn geschiedenisleraar gebezigd. Altoos als een van de leerlingen zich naar zijn smaak te balsturig gedroeg, voegde hij hem een hartgrondig ‘Knurft’ toe. Knurft. Het heeft iets middeleeuws. Een knurft is een aardwezen, een knolvormige, stinkende en bewratte kobold met een krakerig stemgeluid. Heerlijk!

Nu is het verleidelijk om je te buiten te gaan aan louter archaïsche verwensingen. Iedereen kent wel een rijtje scheldwoorden die aanvangen met sch… Ik besteed hier echter bij voorkeur aandacht aan onopvallende en verfijnde woordjes die van lieverlee vervangen zijn door hun meer grofstoffelijke kornuiten.

‘Sedert’ is er zoeen. Samen met grote broer ‘sedertdien’ aan de kant gezet door ‘sinds’. Dat is toch betreurenswaardig, om niet te zeggen jammer.

Het mooie van die oude woorden is dat ze juist doordat ze minder in zwang zijn, aan kracht gewonnen hebben. In onbruik geraakt en daardoor minder sleets. Je kunt het wel oubollig vinden om te spreken van ‘deernis’ in relatie tot een triest geval. Maar spreekt uit deernis niet veel meer meegevoel dan uit het uitgekauwde ‘medelijden’?

Persoonlijk zie ik grond genoeg voor het herwaarderen van een tuiltje enigszins verkommerde woorden. Wellicht heb je zelf ook een paar exemplaren die je na aan het hart liggen en die je hier te berde zou willen brengen? Ik bied ze hieronder graag een veilig heenkomen.

Verrijk je woordenschat. Flapdrol!

Flapdrol was helemaal de bom deze week. Dat kwam doordat Jan Marijnissen tijdens een debatje Minister Koenders een Flapdrol heeft genoemd. Tot drie keer toe! Koenders had Marijnissen geërgerd door wat blasé te reageren op vragen van de SP. Waarop Marijnissen de minster van Onwikkelingssamenwerking dus flapdrolde. Koenders was gebelgd. Marijnissens’ patijgenoot Agnes Kant haalt haar schouders op en doet er zelfs nog een schepje bovenop: “Koenders ís ook een flapdrol. Hij staat hier mooie sier te maken en als hij wordt onderbroken door een SP-Kamerlid, wordt die weggezet. Koenders is een klein kind.” Nou, dat kan Koenders in zijn zak steken.

Naar aanleiding van dit incident, dat in de pers helaas het inhoudelijke debat overschaduwde, kunnen we ons afvragen hoe erg die belediging nu eigenlijk is. Vergeleken met het ‘knettergek’ van Wilders valt flapdrol wel mee, zo is de heersende opinie. Kunnen we een bepaald gewicht toekennen aan flapdrol? Zeker kunnen we dat. Er is namelijk jurisprudentie.

In februari 2007 hoorde een man uit Meppel een boete van 220 euro tegen zich eisen omdat hij een stel ambtenaren in functie (politieagenten) had uitgemaakt voor ‘flapdrollen’. De man voerde te zijner verdediging aan dat hij het woord ‘flapdrol’ helemaal niet zo’n ernstige belediging vond. De rechter was dit absoluut niet met hem eens. Hij vond het zelfs een zó zware belediging, dat hij de boete nog eens met 30 euro verhoogde. “En”, zo voegde hij de veroordeelde toe: “Als u ‘flapdrol’ niet beledigend vindt, dan vind ik u een flapdrol”.

Koenders maakt dus een goede kans op schadevergoeding als hij Marijnissen een proces aan doet. Met wat goede wil kunnen we immers ook Koenders een ambtenaar in functie noemen. Maar Marijnissen onstpringt de dans. Net als trouwens de rechter die de zojuist veroordeelde man een flapdrol noemde. In mijn ogen is dit een ernstiger belediging dan die van de man tegen de agenten. De intentie en het eigen beleven van de belediging tellen immers mee in het gewicht ervan. De man vond flapdrol niet echt een zware belediging. De rechter vond dit naar eigen zeggen wél.

Toch komen zowel de rechter als Marijnissen ermee weg.
Quod licet Iovi non licet bovi.

Namen

Het is erg met me. Ik ben een naam aan het bedenken voor een nieuwe internetsite die nog geheim is en die al een naam heeft maar die ik niet goed genoeg vindt. Hij zegt alles, die huidige naam. En dat is ook meteen de makke.

Als je een site begint over treinstations en je noemt hem treinstations.nl of treinstations.com dan is dat een goede keuze uit oogpunt van zoekmachineoptimalisatie. Iedereen die zoekt op ’treinstations’ krijgt geheid jouw site voorgeschoteld. Dus die heb je alvast binnen. Maar binnen in de site krijg je problemen. Als tekstschrijver word je namelijk gek van dat woord.

Welkom bij treinstations.nl

Treinstations.nl is dé site voor informatie over treinen en stations. Alle treinstations van Nederland staan beschreven op treinstations.nl. Op de speciale toeristische stationskaart staan leuke routes aangegeven voor dagtochten langs mooie, interessante en boeiende treinstations. Ook treinen krijgen grote aandacht op treinstations.nl. U vindt ze in de speciale rubriek Treinen. Hebt u een mooie foto van een treinstation, stuur hem op naar treinstations.nl voor opname in het speciale treinstationsalbum.

En zo door. Nou heb ik hier natuurlijk niet erg mijn best gedaan om het woord ’treinstations’ te mijden maar dat is ook heel vervelend. Als copywriter moet je je bij een dergelijke sitenaam in allerlei bochten wringen om te voorkomen dat de lezer binnen vijf minuten wild met een biels in het rond gaat lopen meppen.

Enfin, dit alles om uit te leggen waarom ik op zoek was naar een nieuwe naam voor die site waar ik mee bezig ben. Nou moet zo’n naam voldoen aan een paar belangrijke voorwaarden. Hij moet kort zijn, lekker bekken en (laten we het voorbeeld maar blijven gebruiken) bij voorkeur ook nog op een of andere manier een treinstationgevoel opwekken. Heeft de site bovendien internationale potentie, dan is het handig een naam te kiezen die ook buiten de landsgrenzen goed in het gehoor ligt. Dus daar ga je… Verzin een naam! Trains.com is natuurlijk bezet. Trainz? Klinkt een beetje te ketchup. Iets met wissels wellicht? Wissels is te Nederlands, maar wat is dat in het Engels? Google zegt ‘Switch’, maar ook switch.com is al in gebruik.

Al gauw heb je door dat het onbegonnen werk is om iets met bestaande woorden te doen. Vooral in het Engels. Alle Engelse woorden zijn al in gebruik of gereserveerd door die ratten van Sedoparking, die zo’n beetje het hele wereldvocabulair opgekocht hebben met de bedoeling interessante woorden voor grof geld door te verkopen.

Dus moet je uitwijken naar fantasienamen. Choochoo is misschien leuk? Há, dat dacht je. Bezet, ook in het Nederlands. En Sedo heeft de .biz, de .de en de .fr! Wacht… ‘tracks’ zal bezet zijn, maar wellicht dat ‘trackz’… helaas. Bezet. Net als trackzz.com, al is dan de .nl wel weer vrij. Maar ja… die dubbele z maakt het wel weer érg vergezocht.

Het effect van deze zoektocht is dat ik de hele dag overal namen zie. Ik lees verkeers- en reclameborden onderweg, combineer, draai om, fantaseer en noteer… En tussendoor telkens weer terug naar de computer om de nieuwe oogst te checken op bechikbaarheid.

Kortom, ik word er stapelgek van en begrijp inmiddels steeds beter waarom er sites in de markt worden gezet met stomme namen als QOOP en LINQ. Simpelweg omdat koop en link niet meer te koop waren. Da’s nogal wiedes. Wiedes? Geinig woord eigenlijk. Dat is nogal Wiedes.nl? Snel kijken… En? Damn! Sedoparking.

Lastige zaken simpel uitleggen

De bekende Italiaanse filosoof Davido Gilvi zei het al: “The less you know about something, the better you can explain it to a layman.” Een ijzersterk argument voor het inschakelen van een niet al te intelligente copywriter. Want wat is het grootste struikelblok voor het schrijven van een voor iedereen begrijpelijke tekst? Precies: expertise. Iemand die ergens veel verstand van heeft, kan zich nu eenmaal moeilijk voorstellen hoe het moet zijn om er géén verstand van te hebben. Dus schrijft hij over zijn eigen kennisgebied al gauw te ingewikkeld.

Zo kreeg ik deze week een bericht van iemand die ik moest interviewen over de strijd tegen slijtage in de industriële productie. Ik had hem gevraagd het allemaal heel simpel en begrijpelijk te houden en hij had op bijna vertederende wijze zijn best gedaan. Toch kwam ik nog de volgende zin tegen:

Zodra deze vezels langs andere materialen strijken, blijkt dat de andere materialen altijd de “anode” zijn en een niet gewenste vorm van uitspoeling kennen.

Tja, en dan moet ik toch even gaan uitzoeken wat ‘anode’ en ‘uitspoeling’ precies betekenen. Dat is niet erg, want ik word ervoor betaald om verder te graven voor beter begrip. Gewone lezers daarentegen, die graven niet. Die haken af.

Overigens mag ik niet al te zeer generaliseren, want er zijn best een paar grote denkers met veel verstand van een bepaald onderwerp die daar toch boeiend en begrijpelijk over kunnen schrijven. Denk aan de bioloog Midas Dekkers, die ondanks zijn grote expertise smakelijk kan vertellen over de voedingswaarde van een regenworm, of het paargedrag van de Jolgazelle in relatie tot het juichen van de Ajaxfan. Dat we ons ervan bewust zijn dat Midas dit kan, toont al aan dat het een zeldzaam talent is.

Voor mij als copywriter is begrijpelijk schrijven veel makkelijker. Ik doe gewoon mijn best om van zo veel mogelijk zaken geen verstand te hebben. Zo kon ik in het jaar 2000 de ongeïnformeerde burger uitleggen hoe het nou precies zat met dat nieuwe boxenstelsel, schreef ik in 2003 een complete handleiding voor het hygiënisch werken op de kaasafdeling in de supermarkt, en vulde ik onlangs nog een site met nuttige weetjes over slijtagepreventie. Telkens opnieuw etaleer ik stijlvol mijn gebrek aan diepgang. En ik word er nog voor betaald ook!

Naschrift
We zijn het er wel over eens dat veel weten een handicap is bij makkelijk schrijven. Omgekeerd is daardoor onbegrijpelijk schrijven een eigenschap geworden waaraan we experts denken te herkennen. Maar helaas, complexiteit biedt geen enkele garantie voor diepgang.

Krek. in Frankrijk (2) Huizenjacht.

Op bezoek in Frangy-en-Bresse wilden we graag onafhankelijk blijven en onze kennissen niet tot last zijn. Bovendien, zo heel goed kenden we ze ook weer niet. Daarom hadden we besloten in hetzelfde dorp intrek te nemen in een chambres d’hôtes. Je hebt dan je eigen slaapkamer en krijgt een ontbijt geserveerd. De rest van de tijd moet je ophoepelen. Dit is dus niet hetzelfde als een gîte: een vakantieverblijf met een woonkamer en een keukentje en meestal ook een terras. Een gîte huur je voor een week en daar kun je desgewenst de hele dag blijven rondhangen. Maar goed, wij hadden dus een ‘Bed & Breakfast’. We vroegen de eigenaar hoe dat precies in zijn werk ging, een huis zoeken. Hij was zo vriendelijk ons te verwijzen naar een goede makelaar, gevestigd in de bekende marktplaats Louhans. Wij waren maar wat blij met deze verwijzing, want in het centrum van Louhans waren wel zes of zeven makelaars, en wij konden natuurlijk niet weten welke de beste was. Deze, laten we hem Dupont noemen, was echt een nette vent, zo werd ons verzekerd door ons gastechtpaar. Zij hadden zelf ook hun huis via hem gekocht.

Inderdaad werden we bij Dupont allerhartelijkst ontvangen, door meneer en mevrouw Dupont zelf. Dupont was klein opdondertje met de air van een heer van stand. Keurig in het pak, de uitstraling van een notaris. Heel vertrouwenwekkend allemaal. We legden uit dat we het idee hadden opgevat in Frankrijk te gaan wonen en graag in de Bresse een woning wilden zoeken. Ons budget stelden we rond de 200.000 gulden, ofwel 650.000 Franse francs. Of hij ons wat kon laten zien?
Maar natuurlijk kon hij dat! Er kwam een multomap op tafel vol huisbeschrijvingen, met van elk huis ook enkele foto’s. Op basis van ons budget en onze persoonlijke wensen: rustig gelegen, landelijk, flinke tuin, direct bewoonbaar (ik moest er immers mijn werk als copywriter kunnen voortzetten) kregen we verschillende onroerende goederen voorgesteld. Eigenlijk ging onze voorkeur uit naar een soort landhuis, een maison de maître met hoge plafonds en een beetje een formele tuin. Daar had hij er helaas niet veel van in het bestand, maar uiteindelijk kon hij ons in onze prijsklasse toch wel een paar woningen laten zien. Zijn zoon Alain zou ons begeleiden bij de huisbezoeken. Dat deden we in onze eigen Chrysler Voyager, want Guido en Colette gingen gewoon mee, in hun zitjes op de achterbank.

In de zomer van 2000 was de GPS nog tamelijk zeldzaam. Wij hadden er in ieder geval geen. We lieten ons geheel leiden door Alain, die als een soort Franse TomTom rijinstructies gaf. Het eerste huis dat we bezochten was inderdaad een soort maison de maître. Een niet erg groot maar statig huis met hoge ramen. We konden alleen door de ramen binnen kijken, want er was niemand en Alain had geen sleutel. Hoe dan ook zagen we al direct dat het niet geschikt was, want het lag op 15 meter van een drukke weg, waar auto’s met 90 km/u langsraasden. We hadden gevraagd om een rustige locatie. Dit was niet echt rustig. Op naar het volgende huis.

Heel wat anders. Wél erg rustig. Een schattig boerderijtje, wit met blauwe luiken, met een flinke tuin, een stukje bos en een knoeperd van een schuur er schuin tegenover. Het huisje was niet echt bewoonbaar, al had er tot voor kort nog een oude meneer gewoond, die een maand ervoor het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld. Alle huisraad zou blijven staan. Het was een beetje triest, dat de familie van de overledene kennelijk niet de moeite had genomen om op zijn minst de persoonlijke spulletjes te komen halen. Op het dressoir stonden nog mooie oude lijstjes met familiefoto’s en in de kasten hingen alle kostuums van meneer. “Op één na dan”, opperde ik tegen Alain, “want ze zullen hem toch wel in zijn beste kloffie begraven hebben?” Maar Alain luisterde al niet meer. Die probeerde buiten mobiel te bellen, maar kon zo te zien geen dekking krijgen. Eigenlijk waren we best gecharmeerd van dit boerderijtje, al leek het ons wat veel werk. Ik zou er zeker niet zomaar in kunnen trekken om mijn copypraktijk voor te zetten. Er was niet eens een telefoonaansluiting! Hiromi en ik stonden te overleggen en Alain had het telefoneren inmiddels opgegeven. Konden we misschien nog even op zolder kijken? Dat kon.

Er was een trap buitenom, met bovenaan een deur die krakend protesteerde maar niet op slot zat. We konden naar binnen. Op zolder was niet veel te zien. Wat blikjes en pannetjes op de grond. Kennelijk hadden hier de katten te eten gekregen. Maar die waren al lang verdwenen. Toch was er nog wel leven. Ik voelde wat op mijn benen. Hiromi begon ook te krabben. Het was echter te donker om te zien wat het was. Ik liep terug naar het gat van de deur en zag dat er iets krioelde tussen de haren op mijn kuiten. “Vlooien! Weg hier!” We vluchtten de trap af naar de tuin. Daar bleek dat onze benen bedekt waren met hongerige vlooien, die kennelijk op de zolder hadden liggen wachten tot er weer leven in het huis zou komen. De trilling van onze voetstappen had ze ontwaakt. Voor een buitenstaander moet het een raar gezicht geweest zijn. Drie mensen die in de tuin voor een vervallen woninkje huppelend als gekken tegen hun eigen benen staan te meppen. Hoe dan ook, we stonden nu weer met beide benen op de grond. Het pittoreske huisje had toch iets van zijn charme voor ons verloren. Bovendien was het te veel werk om het bewoonbaar te maken en er was geen telefoon. Laat maar zitten. We bedankten Alain, die ons terugleidde naar Louhans. De dag erna reisden we weer af naar Nederland. Onverrichter zake.

Al hadden we dan geen huis gekocht, we hadden wel de smaak te pakken gekregen. In de maanden die volgden, faxte Dupont ons regelmatig informatie over nieuwe oude huizen in zijn bestand. Onze emigratiedroom was nog lang niet vervlogen. In tegendeel, we kregen er steeds meer zin in. We kochten speciale glossy maandbladen over Frankrijk, waar ook vaak advertenties van Nederlandse bemiddelaars en makelaars in stonden. Een van hen leek gespecialiseerd in de Bresse, en dan met name in de regio rond Louhans. En hij was nog gevestigd in het Gooi ook! We belden hem op voor overleg. De makelaar liet ons weten dat hij inderdaad een vaste contactpersoon ter plekke had. Deze kon ons wel verder helpen. Deze bemiddelaar, die we hier Erik Cornisius zullen noemen, liet er geen gras over groeien. Hij belde ons korte tijd later al op voor overleg. En het toeval wilde dat Cornisius een prima relatie had met onze eigen kleine onroerend goed-Napoleon: Monsieur Dupont. De volgende keer dat we naar de Bresse zouden gaan, zou Erik ons graag ondersteunen in onze zoektocht.

De volgende keer, dat was al in de herfstvakantie. We laadden de kinderen in de auto en reisden af naar de Bresse, waar we dit keer wel bij onze vrienden zouden overnachten. Met Frangy-en-Bresse als uitvalsbasis lieten we ons weer rondleiden door Alain Dupont. Ook maakten we persoonlijk kennis met Erik Cornisius. Hij bleek een vlot pratende relaxte vent, gekleed in dito polo en beetje ballige ribbroek. Zeer bereid om ons in alles te helpen. Sterker, hij leek van plan om zich in ieder geval met een mogelijke transactie te bemoeien. In eerste instantie was ik wel blij om een Nederlander te kennen die de handel en wandel van de Franse onroerend goed-business en de regionale omstandigheden op zijn duimpje leek te kennen, al was mijn eigen Frans beter dan het zijne. Maar achteraf gezien heeft zijn bemoeienis meer na- dan voordelen gehad. Dat lag overigens grotendeels aan onze naïviteit. Ik dacht dat Erik ons wilde helpen onze weg te vinden in Frankrijk. Suf, want we hoefden hem niets te betalen. Hij kreeg namelijk een deel van de commissie van makelaar Dupont. Dat betekende dus óók dat zijn loyaliteit bij Dupont en de verkoper van het huis lag. En dat hij eigenlijk maar één ding belangrijk vond: ons iets verkopen. En wel zo duur mogelijk. Juist door ons de hoofdprijs te laten betalen kon hij immers zijn bemoeienis tegenover Dupont verantwoorden. Maar goed. Wij stonden daar niet bij stil en waren dankbaar voor zijn lokale expertise.

Zo vertelde Erik ons dat we het met onze keuze voor de Zuid-Bourgogne prima hadden getroffen met het klimaat. Het was hier altijd lekker weer, zei hij. Natuurlijk, in de winter iets koeler. Maar niet echt koud. ‘Fleece-truienweer’, zo noemde hij het. En inderdaad, tijdens die herfstvakantie was het prima weer en we hadden ook ’s avonds genoeg aan onze fleecetruien.

Enfin, ik nam Erik in vertrouwen en vertelde hem van ons plan om tijdens dit bezoek in ieder geval een huis te kopen. We wilden gewoon naar Frankrijk en hadden geen zin om jarenlang heen en weer te reizen op zoek naar het ideale huis. Iets minder ideaal mocht dus ook. Eenmaal geëmigreerd zouden we dan wel op ons gemak verder zoeken naar hét ideale huis. Bovendien legde ik hem mijn financiële situatie uit. We konden voor een passend huis best iets meer betalen.

Stom? Inderdaad. Oerstom. Het is een prima eigenschap om uit te gaan van vertrouwen in de integriteit van je medemens. Maar niet als er tienduizenden euros in het geding zijn.

Mijn ontboezeming dat ik hoe dan ook wilde kopen was al niet erg intelligent, het werd nog erger. We vonden namelijk een huis dat aan de basiseisen voldeed. Wat uitgewoond en gedeeltelijk (slecht) gerenoveerd, niet echt charmant of schattig en iets boven ons budget, maar direct bewoonbaar, rustig gelegen en met ruim 10.000 vierkante meter grond. De vraagprijs was 750.000 francs, wat volgens Erik best redelijk was in deze buurt. Wij waren inderdaad geïnteresseerd en na de eerste bezichtiging vertelde ik Erik dat we het wel wilden kopen. Een paar dagen later gingen we nogmaals kijken. De eigenaar was meneer Trocelli, een klein mannetje met een enorme buik waarom zich verschoten t-shirts spanden. Altijd ongeschoren, altijd met een sigaret in de mondhoek, zwaar hijgend de honden opzij duwend tijdens de rondleiding. Rond de keukentafel bespraken we de prijs. Die was dus vastgesteld op 750.000 francs. Ik liep even naar buiten met Cornisius en vroeg hem of er wellicht nog iets te onderhandelen viel. Hij schudde zijn hoofd en zei: “Dat wordt lastig. Dat is niet echt de gewoonte in deze regio.” Maar, zo zei hij… hij zou het vragen. Hij ging weer naar binnen en kwam teleurgesteld terug. Nee, helaas, de eigenaar wilde niet zakken met de prijs.

Tja. Goede raad was duur. Wij wilden niet weer met lege handen naar huis en hadden eigenlijk al besloten het te kopen. Na kort overleg met Hiromi liep ik dus weer naar binnen en ik schudde Trocelli en zijn vrouw de hand. Trocelli zei vriendelijk: “Au revoir”. En zette vervolgens (letterlijk!) grote ogen op toen ik met de fles champagne kwam aanzetten. Langzaam begon het hem te dagen. Die Hollanders gingen zijn huis kopen! Hij keek ongelovig, maar was natuurlijk blij verrast. Pas veel later ontdekten we dat hij vooral zo verbaasd was omdat wij zomaar akkoord gingen met de vraagprijs. Die wordt namelijk altijd vastgesteld met minstens 10% onderhandelingsmarge. Als ik nu terug reken, wilde Trocelli waarschijnlijk rond de 650.000 francs vangen voor zijn huis. Daar kwam dan nog de 6 à 7% makelaarscourtage bovenop voor een vraagprijs van 700.000, plus 50.000 als wisselgeld. Met hulp van makelaar Dupont en Cornisius ving hij nu ruim 700.000 francs netto! Cornisius had zijn 2% commissie ruimschoots terugverdiend.

Al met al hebben we bij deze transactie waarschijnlijk rond de 20.000 gulden te veel betaald. Of eigenlijk nog veel meer, want achteraf bleek het huis verborgen gebreken te vertonen die tot extra verbouwingskosten hebben geleid. Zo was het dak behoorlijk aangetast door houtwurm en boktor. Iets wat ik bij mijn bezichtigingen overigens wel had opgemerkt. Ik beklopte de balken, bekeek alle gaatjes en vroeg Erik of het wel in orde was. Hij verzekerde mij dat het om oude schade ging, die door een goede behandeling verder geen kwaad kon. Het was allemaal eiken houtwerk, dat heel veel kon hebben. Toen ik echter twee jaar later het dak wilde laten isoleren, bleek 80% van de dakspanten totaal uitgewoond door houtvretende insecten. We hebben alles moeten vervangen. Gelukkig waren de wat dikkere balken, hoewel plaatselijk sterk aangetast, met toepassing van voldoende insecticide nog wel te redden, zodat het authentieke karakter van de zolderverdieping grotendeels bewaard bleef. Maar het bleef natuurlijk sneu.

Erik bood ook bouwbegeleiding aan. Daar hadden wij wel oren naar, want er moest nog het nodige gebeuren om het huis voor ons bewoonbaar te maken. Zo wilden we alle schrootjes van het plafond verwijderd hebben, een dikke pizza-achtige stuckoek van de muren gebikt, en de badkamer stevig gerenoveerd. Cornisius zou ons – tegen betaling natuurlijk – helpen. Hij bood aan om alles te regelen, zou eventueel digitale foto’s maken van tegeltjes zodat we zeker zouden zijn dat alles naar wens was. Het meeste werk was prima in orde, al hebben we geen foto’s van tegeltjes gezien. En dat was nu juist wel wat jammer, want in de badkamer kwamen vloertegels te liggen met een soort vuilgrijze zweem waardoor het leek of ze slecht schoongemaakt waren. Dat bleek na verwoede schoonmaakpogingen niet het probleem. Ze waren gewoon zo lelijk van zichzelf. Terwijl we toch echt om witte of egaal grijze tegels gevraagd hadden. Helaas bleek Erik een typisch mooi weer-mens. Dat wil zeggen dat hij bij positieve en financieel interessante ontwikkelingen altijd vooraan stond, maar zich bij problemen onbereikbaar in zijn huisje terug trok. We hebben de tegels uiteindelijk maar geaccepteerd.

Een lucratieve bijverdienste voor dit soort bemiddelaars is het regelen van verzekeringen. Erik bracht ons met veel plezier in contact met een verzekeraar, net zo’n zalvende kleine generaal als Dupont. Het menneke regelde met zichtbaar plezier al onze Franse verzekeringen. De auto, opstal, inboedel, aanvullende ziektekosten… het was allemaal in no time pico bello in orde. Het zou nog jaren duren voor we ontdekten dat die toffe service een prijs had. Toen ik om mij moverende redenen (ik ben een fatsoensrakker en hij had een Hummer gekocht) niet meer met deze verzekeraar wilde werken en overstapte naar een andere agent van dezelfde maatschappij, bleek ik voor mijn complete verzekeringspakket tientallen procenten te veel te betalen. De commissie aan Erik had meneertje Hummer in ieder geval ruimschoots terugverdiend.

Meeliften op mediahype Jan en Yolanthe?

Opmerkelijk hoe alle blogs van Nederland op de scheiding van Jan Smit en Yolanthe Cabau van Kasbergen lijken te duiken. Zelfs ‘serieuze’ columnisten als Luuk Koelman kunnen de verleiding niet weerstaan om mee te liften op de hype. Logisch, want nu Jantje Smit en Yolanthe uit elkaar zijn, vindt een enorme hausse plaats van zoekopdrachten met de trefwoorden “Jan Smit” en “Yolanthe”. Plus natuurlijk alle verschrijvingen van die laatste naam, zoals Jolanthe, Jolante, Yolante, Jolande en Yolande. Gebruik je dus deze trefwoorden op je blog, dan is de kans aanwezig dat je flink wat nieuwe bezoekers trekt. Maar is dat ook verstandig?

Ik denk eerlijk gezegd van niet. Tenminste, niet voor iedereen. Als blog bedien je nu eenmaal een bepaald publiek. Je dient dus rekening te houden met de smaak van dat publiek. Meer serieuze blogs zouden dit populaire onderwerp dan ook aan zich voorbij moeten laten gaan. Je bestaande lezers zitten nu eenmaal niet te wachten op een verhaal over de liefdesperikelen van Jan Smit en Yolanthe Cabau van Kasbergen, dat er met de haren bijgesleept lijkt. Je loopt dus het risico die vaste bezoekerschaar van je te vervreemden.

Omgekeerd zullen de mensen die je blog puur en alleen bezoeken omdat ze binnengelokt zijn door de ‘smakelijke’ trefwoorden, teleurgesteld weer afdruipen, simpelweg omdat de rest van je content niet aansluit bij hun interessegebied. Bovendien… wil je überhaupt gevonden worden door dergelijk op roddel en achterklap belust falderappes?

Kortom, wees trouw aan jezelf en blijf consistent in je onderwerpkeuze. Wellicht dat je daardoor op de korte termijn wat traffic mis loopt. Maar op de lange termijn is het beter voor de geloofwaardigheid van je blog.

Meer succes met het PRET-model!

In de tuin klimt een kikster op de rand van de vijver. Daar gaat zij lekker in de zon zitten wachten tot haar komende maaltje binnen tongbereik komt vliegen. Intussen zingen haar kikvorsvrienden een kwaakballade voor haar. Mooi leven heeft zo’n beest.

Binnen zit ik met mijn ziel onder mijn arm. We hebben geen internet of telefoon want eergisteren heeft een slotenmaker met zijn graafmachine nét voor de laatste paal de kabel kapotgetrokken. Dat is lastig, maar het geeft me wel even gelegenheid om iets anders te doen dan mail ophalen, surfen en Twitteren. Ik kan bijvoorbeeld alvast offline een stukje voor mijn blog gaan schrijven.

Nu sta ik in dubio. Dit blog is opgezet om reclame te maken voor mijn copywerk. Gewoon over mijn leven in Frankrijk schrijven kan ik immers ook op Hollandais en France. Hier op Krek.Blog moet het ter meerdere eer en glorie van mijzelf gaan over de finesses van goede webcopy, de geheimen van succesvolle zoekmachineoptimalisatie en wat te doen en laten als je op papier een doelgroep wilt overtuigen. Het vervelende is echter… ik heb er geen verstand van!

Voor de goede orde: ik kán het wel. In de praktijk blijken mijn teksten heel aardig gevonden te worden (vaak aardiger dan ik). Maar ik heb er geen verstand van. Ik ken de theorieën niet, heb geen rijtjes met trucs, werk niet volgens een model. En eerlijk gezegd, als ik de theorieën, rijtjes, trucs en modellen zie van mensen die doen of ze er wél verstand van hebben, ben ik maar zelden onder de indruk. Het zijn steeds dezelfde ingrediënten, op een andere manier bekokstoofd en geserveerd. Het gaat telkens weer over urgentie, relevantie, motivatie, activatie en nog een stel woorden die samen een mooi acroniem vormen. En maar héél zelden kom je een echte eye opener tegen. Ik voel me bij die stukjes over ‘how to copy right’ als een hengelaar die de hele dag naar zijn dobber staart in de hoop op één keer beet.

Wat is nu mijn dilemma? (We zijn er bijna. Ga even verzitten, trek je slip uit je naad of leg je kloten in het gelid, dan leg ik het uit.) Mijn dilemma is dat ik hier eigenlijk intelligente artikelen zou moeten schrijven, waarvan de lezer denkt: “Hij heeft gelijk! Wat een briljante tekstschrijver is dat! Maar ik vind het saai. Het boeit me niet. Ik wil schrijven voor de lol. Nadenken over woorden als ‘tongbereik’, ‘kwaakballade’ en ‘slotenmaker’. En welbeschouwd is dát ook het geheim van een boeiende tekst. Dat er dingen in staan die je niet verwacht. Een verrassende ontboezeming. Een origineel inzicht. Een wekkerwoord dat je weer bij de les trekt.

En daarmee is mijn probleem dus eigenlijk opgelost. Al schrijvend rangschik ik mijn gedachten en kom ik er achter dat ik hier helemaal niet hoef te schrijven om mezelf te verkopen. Ik moet gewoon schrijven waar ik zin in heb. Letterpret. Als jij ondanks je drukke leven toch het eind van mijn artikeltjes haalt, zul je je realiseren dat dát al meer dan genoeg reden is om mij in te schakelen voor onderhoudend overtuigen of overtuigend onderhouden. Het Krek.Blog reclamekreto is dus vanaf nu: “Succesvol schrijven met het PRET-model!”

Ja, en dan zo’n kop. Jee. Uhhhh…..

Nou dat je. Dus… Ik zal maar zeggen. Uhhhmmm. Je weet wel. Dat je de hele tijd, zo van. Een beetje. Als het ware. Dat je zoekt, maar niet kunt. Woorden zijn zo… weet je? Moet je maar ’s opletten. Zie je overal. Nou ja. Hóór je overal. Mensen praten gewoon zo. Behalve Drs. P. Nou ja, en natuurlijk eeehh… mensen in de reclame. Op TV dan hè. Die kunnen dat dus wél. Hele zinnen. Ook over geld en zo. Ingewikkelde zinnen. *snuif* Zonder uh… uh! Lijkt mij fijn. Als je dat kan. Zo praten. Jou niet? Ja, zeker?

JAZEKER! DE HYPOTHEKER!

Taal: om halfzes was ik slimmer als hen

In een tekst over kinderopvang schreef ik de zin: “Daar bieden wij ze verblijf en behandeling” De klant van mijn klant (het reclamebureau) had daarop een correctie. Het moest zijn: “Daar bieden wij hen verblijf en behandeling.”
Zonder verder al te diep over de materie na te denken, mailde ik het bureau: “Ik weet wel dat ‘hen’ meewerkend voorwerp is voor ‘ze’, maar deze op zich correcte vorm maakt dat de tekst ambtelijk klinkt. Niemand zegt meer ‘hen’ en het wordt ook steeds minder geschreven. Ik adviseer dus ‘ze’, maar kan er mee leven als de klant daar niet mee kan leven.
Na enige tijd kwam het mailbericht: Ze gaan voor ‘hen’. Mijn advies werd dus in de wind geslagen. Tja, en dan jeukt dat toch. Ik ben dus eens op zoek gegaan naar hoe het precies zit. Wat blijkt, het meewerkend voorwerp heeft er helemaal niets mee te maken! Zowel ‘hen’ als ‘hun’ kunnen in bijna alle gevallen vervangen worden door ‘ze’, dat – en daar klopte mijn buikgevoel – simpelweg minder formeel is. Gebruik van ‘hen’ is wél verplicht als er een voorzetsel voor staat. Het is dus ‘wij geven het aan hen’ en niet ‘wij geven het aan ze’. Maar dat doet bijna iedereen vanzelf goed.

Toevallig kwam vandaag in een andere tekst voor dezelfde klant nóg een brandende taalkwestie naar voren. Het bureau mailde me: “Verder de vraag is het half zes of halfzes?n antwoord: “Volgens mij is het half zes. Of anders 17.30 uur. bureau weer: “Volgens hen halfzes… waarbij ik meteen verongelijkt dacht: “Vráág het mij dan niet!”
Ook hier ben ik gaan zoeken op internet. Wie schetst mijn verbazing… Ik kon niet anders dan terug mailen: Volgens de taalwijzer hebben ze gelijk. Weer wat geleerd. Hoewel ik het raar vind staan.

Maar opnieuw bleef het jeuken achter mijn talenknobbel. Halfzes? Halftwaalf? IK kom je om halfdrie halen? Het is nu tien over halfdrie? Het kán gewoon niet!

Opnieuw googlen. Wat blijkt? De vorm mét spatie wordt in al deze voorbeelden maar liefst tien keer zo vaak gebruikt als die zonder spatie.

De schrijfwijze ‘halfzes’ is voorgeschreven in het nieuwe Groene Boekje (2005) van de Nederlandse Taalunie. In het alternatieve Witte Boekje, dat manmoedig de ruggegraat recht houdt tegen de nutteloze veranderdrang, adviseert men nog steeds de vorm mét spatie.

Tijdens mijn studie las ik voor de lessen Taalbeheersing het boek ‘Language Change, Progress or Decay’. Dat leerde dat de taal leeft, en meebeweegt met de maatschappij. En dat uiteindelijk de taalgebruikers zélf beslissen of het ‘groter als’ of ‘groter dan’ moet zijn. Zodra de overgrote meerderheid ‘groter als’ zegt, is dat de nieuwe norm.

Helemaal eens. En gelukkig kan Google ons uitstekend helpen met het uitzoeken van de meest gebezigde vorm. Ik blijf kortom lekker ‘wij bieden ze’ en ‘half zes’ schrijven. En voorlopig ook gewoon ‘groter dan’.

Krek. in Frankrijk (1)

“U bent veroordeeld tot vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, 7.500 euro boete plus een vergoeding aan de FNAIM van 2.500 euro.” Ik blijf ontspannen naar de vrouwelijke rechter glimlachen. Ze kijkt streng terug. “Begrijpt u wat ik zeg? Natuurlijk begrijp ik wat ze zegt. Mijn Frans is goed genoeg. Ik begrijp alleen niet dát ze het zegt. Het lijkt onwerkelijk. Ik heb altijd gedacht dat ik vrijgesproken zou worden. Ik had immers geen kwaad gedaan?

Tien minuten later, in een café, zegt mijn advocaat ongeveer hetzelfde. “Elle m’a bien assis.” Hij staat paf. Hij had immers steeds gezegd dat mijn activiteiten geheel legaal waren. De rechter had hem nu ongelijk gegeven. Maar hij wordt gewoon betaald. Mij is het gelukt om me in Frankrijk op te werken van succesvol immigrant tot gevaarlijk crimineel. Met een officieel erkend strafblad. Dat was niet precies wat ons zeven jaar geleden, bij onze immigratie in 2001, voor ogen stond.

We hadden geen groots en meeslepend Frankrijkplan. We waren zelfs niet eens echt overdreven Frankrijkfan, al vonden we het wel een plezierig land om ’s zomers doorheen te touren. De verhuizing naar Frankrijk was eigenlijk meer een bevlieging, die begon in de zomer van 2000 tijdens een vakantie in de Zuid-Bourgogne. We waren met zijn viertjes – mijn vrouw Hiromi, zoon Guido, dochter Colette en ikzelf – op bezoek bij kennissen in het dorpje Frangy-en-Bresse. Net als wij een Nederlands-Japans stel. Jean en Hatsue huurden aan de rand van Frangy een groot herenhuis voor belachelijk weinig geld. Een stuk of acht grote kamers, open haard, knusse keuken. Jean was fotograaf en kunstenaar, een echte levensgenieter die de weg naar de juiste slager en wijnboer al lang gevonden had en het zichbaar naar zijn zin had in het ongedwongen Franse sfeertje van ‘Laisser faire, laisser aller.’ Zij woonden daar midden in de natuur, genoten van het lekkere weer, ruimte, schone lucht… we werden zowaar een beetje jaloers. Dat wilden wij ook!

Tja, en dan ga je rond kijken. In de vitrines van de regionale makelaars ontdekten we wat je in deze streek allemaal kon kopen voor weinig. Een vervallen maar bewoonbaar domaine met twee huizen en een eigen meer: 1 miljoen Franc. Dat was maar zo’n 330.000 gulden! Een leuk huisje met een heerlijk beschaduwde tuin en een eigen waterput: circa 100.000 gulden. Geen geld! We keken onze ogen uit naar al dat betaalbare woongenot en zonder woorden ontstond de gedachte: “Als we nou ’s…”.
Zelf woonden we in een vrijstaand huis in Huizen, het Gooi. Een bescheiden en niet erg solide gebouwde woning uit de jaren ‘50, maar goed gelegen, vlak bij het bos en buiten de spits slechts 20 minuten rijden van Amsterdam. Een huis dat toen we het kochten eigenlijk íets te duur voor ons was, rond de zes ton, maar dat in de vijf jaar daarna bijna twee keer zo veel waard was geworden: ruim een miljoen gulden. Veel geld, waar je echter niks aan hebt zo lang je er in blijf wonen. En dat terwijl we voor een tiende van dat bedrag al een minstens zo groot en comfortabel huis konden bewonen in vakantieparadijs Frankrijk!

De rekensom was gauw gemaakt. Als we ons huis in Huizen zouden verkopen, konden we de hypotheek aflossen en zomaar vijfhonderduizend gulden netto incasseren. Van dat bedrag konden we dan in Frankrijk iets heel moois kopen en nog geld overhouden ook! Bovendien was de Huizense wijk een beetje een kakbuurtje waar we ons niet echt thuis voelden. Dus erg veel hadden we niet te verliezen.

Toch bleef het een hele stap. We hadden onze familie en vrienden in Nederland. Hiromi had de Wackers Academie gedaan en ging met haar schildervrienden regelmatig even een rondje langs de galeries in Amsterdam. Zelf was ik voorzitter van de volleybalclub en had ik mijn vrienden en ouders vlak in de buurt. Ik werkte als freelance tekstschrijver voor een stuk of vijftien klanten, vooral reclamebureaus in en rond Amsterdam. Zouden die wel accepteren als hun vaste copywriter ineens 800 kilometer verderop ging wonen? Bovendien… Guido en Colette waren 6 en 3 jaar oud. Zouden die wel kunnen aarden in Frankrijk? Nieuwe school, nieuwe vriendjes, nieuwe taal… Konden we het onze kinderen wel aandoen?

Aan de andere kant: het leek ons wél erg spannend. En zo creatief en avontuurlijk! Volg je hart! Doe eens gek! We hebben nooit nuchtere lijstjes gemaakt met voor- en nadelen. Ook hebben we er geen avondenlange discussies over gevoerd met elkaar, onze vrienden of familieleden. Zelfs mijn klanten heb ik nooit naar hun mening gevraagd. Al heb ik wel steeds geroepen: “Als het niet lukt, komen we gewoon terug, hoor! Maar dan hebben we het in ieder geval geprobeerd!” Achteraf gezien waren we eigenlijk al 100% verkocht vanaf dat allereerste “Als we nou ‘s…” in Frangy-en-Bresse. We zijn diezelfde vakantie al serieus begonnen met zoeken naar een leuk huis. En wie ons in de maanden die volgden vroeg: “Waarom?” Antwoordden we: “Waarom niet?” Het het was al lang besloten. Wij gingen naar Frankrijk.

Wordt vervolgd… (of toch vrijgesproken?)

Grenzeloos beledigen

Krek. Blog is nog relatief jong, en er komen maar een paar bezoekers per dag. Zeker in het begin moet je echt iets extra’s doen. Nu ben ik niet van plan om plaatjes van naakte mensen te gaan plaatsen, ook al is dat een patent middel om de bezoekcijfers een beetje op te ehhh krikken. Ik ben echter niet iemand van het beeld maar meer van het woord. En met vieze praatjes kun je ook heel aardig scoren bij Google. Laten we het daarom eens hebben over vloeken en schelden in verschillende talen. Maar dan wel serieus. De eerste die lacherig gaat zitten doen, mag de rest van de les op de gang gaan zitten.

Wat mij opvalt is dat Nederland een beetje een buitenbeentje is in West-Europa (al kan ik niet over de Skandinavische landen oordelen). In de ons omringende landen uit men zijn ongenoegen consequent door te refereren aan ontlasting – Shit, Scheisse, Merde – en het uiteinde van de endeldarm – Arschloch, Asshole, Trouducu. Wij Nederlanders echter schelden door Gods naam ijdel te gebruiken (Godverdomme) en maken iemand voor Klootzak uit. Maar al kunnen we ergens enorm de schijt aan hebben en kunnen we iemand vragen onze reet te likken, de menselijke achteruitgang figureert zelden in Nederlandse uitingen van verontwaardiging.

Zou het zo zijn dat je vloekt en scheldt met datgene waar je zelf het bangst voor bent? Dat je in je boosheid of verdriet een taboe doorbreekt door iemand datgene toe te wensen dat je zelf het allerakeligst vindt? Dat zou iets kunnen zeggen over de volksaard. Voor een Nederlander is het vreselijkste kennelijk een ernstige ziekte (krijg de klere). Terwijl veel buitenlanders een (homo)sexuele handeling (va te faire foutre, go fuck yourself) kennelijk de zwaarste belediging vinden.

Grappig in dit verband is dat een Griek die iemand echt wil treffen, hem uitscheldt voor ‘malakka’. Wat zoveel schijnt te betekenen als ‘rukker’. Typisch, dat in de trotse Griekse machocultuur niets erger denkbaar is dan zelfbevrediging.

Kunnen we een Nederlander dan helemaal niet raken met iets als ‘laat je naaien’? Nou… dat is niet helemaal waar. ‘Sodemieter op’ zal allicht met sodomie te maken hebben, en ook ‘flikker op’ verwijst naar de herenliefde.

Natuurlijk sta ik open voor andere ideeën over dit onderwerp. Ook welkom zijn voorbeelden van buitenlandse scheldwoorden die meer duidelijkheid scheppen over de angsten en frustraties van verschillende nationaliteiten.

Zelf probeer ik overigens altijd netjes te blijven. Dus roep ik, als ik eens stevig met een hamer op mijn duim sla, heel hard: “STIK!” Dat lucht op.

Lexicon krachtterminologie

Eerder deze week had ik het over een ‘kutsite’. Toen ik dat later teruglas, vroeg ik me toch even af of dat wel kan, het woord ‘kut’ gebruiken op mijn eigen persoonlijke site, die toch deels een public relations-functie heeft. Enfin, het staat er nu eenmaal. Voor de goede orde: in mijn reclameteksten probeer ik dergelijke schuttingtaal te vermijden. En tot nu toe lukt dat heel aardig.

Het zet me wel aan het denken over de ontwikkeling in het taalgebruik. Het lijkt een eeuw geleden dat ene Joop (gut hoe heet hij ook weer, niet Stokkermans maar zoiets) sexuele voorlichting gaf op de televisie en daarbij heel geaffecteerd sprak van ‘neuken’. Tegenwoordig voelt iedereen zich luidruchtig ‘klote’, neemt men ook in niet live uitgezonden programma’s regelmatig het woord ‘lul’ in de mond en is het al gauw ‘behoorlijk kut’ als het een beetje tegen zit. Om nog maar niet te spreken van het volledig geaccepteerde – soms zelfs een beetje vertederend bedoelde – ‘kutmarokkanen’.

Ik kijk bijna elke dag Nederlandse tv en struin ook diverse blogs af, dus ik krijg een hoop mee. Maar ik leef en werk al een tijdje niet meer in Nederland. Sterker, ik ben al ruim een jaar niet terug geweest. Daarom vraag ik me af… zijn in het dagelijks leven dergelijke woorden al net zo ingeburgerd? En zo ja, wat is er dan nog wél taboe? Bepaalde ziektes bijvoorbeeld? Wat kun je écht niet in het openbaar zeggen? Wat mag je nóóit tegen iemand roepen?

NOOT: Hierbij verklaar ik onderstaande reactievelden tot vrijplaats waar iedereen in naam der informatieuitwisseling vrijelijk zelfs de meest schokkende krachttermen mag gebruiken. Ook wel eens lekker, lijkt me.

De immomoralist slaat weer toe

Weer zoiets. In een nieuwsbrief aan huizenverkopers op Zorro Immo, mijn site voor Frans onroerend goed, schreef ik een artikel over mijn worsteling met de Franse huizenmarkt. Ik heb namelijk ook zelf een tweede huisje te koop en weet niet precies hoe te handelen.

In het artikel staan beweringen als: “de huizenmarkt in Frankrijk is niet erg rooskleurig voor verkopers en “zelfs de makelaarsvereniging FNAIM geeft nu toe dat een fikse daling in 2009 voor de hand ligt. Ik ga verder in op het dilemma ‘prijs verlagen, opknappen, afwachten of verhuren?’ Om te concluderen dat ik het zelf eigenlijk ook niet weet. Belangrijk idee achter dit artikel is dat ik de mensen wilde stimuleren na te denken over hun verkoopstrategie en hun prijs. Een te star vasthouden aan een te hoge prijs kan namelijk funest zijn voor je verkoopkansen.

Tot zover niks aan de hand. Vanochtend krijg ik echter bericht van een van mijn klanten. Een Nederlandse ontwikkelaar die met een viertal nieuwbouwhuizen op mijn site Immogo adverteert. Immogo werkt op basis van ‘No Cure No Pay’. Ik investeer in een internetpresentatie in drie talen en maak waar mogelijk reclame voor mijn site. Deze klant had ik zelfs plek geboden op een aparte minisite, te optimaliseren voor termen als ‘aannemer nieuwbouw Aquitaine’. Alles voor de verkoop.

Deze klant stuurt me een lange mail waarin hij uitlegt dat hij niet blij is met mijn artikel. Hij geeft een hele stapel argumenten die ik óók had kunnen gebruiken om aan te geven dat het allemaal best meevalt met de huizenmarkt. En besluit met: “Dan vertel je hetzelfde, maar je belicht een ander stuk van de waarheid. Ik denk dat het commercieel ook veel beter is. Word jij vrolijk van een site staan met zo’n grafstemming? Ik niet.
Mijn antwoord op zijn mail was als volgt: “Ik hou er wel van om realistisch te zijn. En volgens de meeste specialisten (geen makelaars natuurlijk) is de prijsdaling nog niet afgelopen. De kopers blijven afwachtend. Wel is het zo dat er inmiddels steeds meer koopjes zijn. Dus wellicht moet ik dat straks maar eens toevoegen.
Waarop hij terugmailt: “Haal mijn advertenties er dan maar af.
Over dilemma’s gesproken! Ik geef op de ene site mijn eerlijke mening over de huizenmarkt en krijg vervolgens een klant op mijn nek die zijn business van een andere site weg haalt omdat mijn boodschap hem niet bevalt. Moet je als reclamemaker dan je eigen mening wegcijferen? Mag je alleen de positieve kant van de waarheid belichten? Moet je mooi weer spelen terwijl iedereen die uit het raam kijkt kan zien dat donk’re wolken zich samen pakken?

De klant schrijft later in de mailwisseling nog: “Elke regenbui gaat over en een regenbui is goed voor de gewassen. En het optimisme is niet ongefundeerd want aan elke crisis komt een einde. Wil je verkopen op je site of wil je de missionaris uithangen?hhhmmm… Ik wil graag verkopen. Maar op dit moment roepen dat er geen vuiltje aan de lucht is, dat de prijsdaling niet door zal zetten en dat de markt vast wel weer aan trekt, gaat mij inderdaad een stapje te ver.

Nu weet ik als professioneel copywriter wel dat je met een negatieve benadering geen producten verkoopt. Als ik voor een klanten schrijf, zal ik mijn best doen om zijn boodschap zo te formuleren dat de doelgroep denkt: “Hé, dat is nou precies wat ik nodig heb!” Maar ik zal hem wél waarschuwen voor ongefundeerd rooskleurige berichtgeving.

Ik gebruikte het voorbeeld al eerder: als iemand me zou vragen om Chuppa Chups lollies te positioneren als: ‘met echt fruit en 0% vet’ zou ik zeggen: “Zoek maar een andere hoer.”
Overigens, als iemand nog een fantastisch gelegen woning zoekt in de Zuid-Bourgogne, in een streek waar 365 dagen per jaar de zon schijnt, het alleen ’s nachts regent, het gras het langzaamst groeit van heel Frankrijk en de gebraden biologische kippetjes je zó in de mond vliegen, met voor Nederlandse op vertoon van paspoort gratis onbeperkt wijn drinken in elke kroeg, heb ik nog een perfecte nieuwbouwwoning uit circa 1910 in de aanbieding voor de – gezien de uitstekende marktvooruitzichten in Frankrijk zeer realistische – vraagprijs van 159.000 euro.


Mag weg tegen elk aannemelijk bod.